Familie und Freunde

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Stell dich vor!

Wat antwoord je op de vraag:

Wer bist du?

1. Ich wohne in...
2. Ich bin...
3. Ich habe eine Schwester.
4. Ich habe einen Bruder.

Wat antwoord je op de vraag:

Wo wohnst du?

1. Ich bin...
2. Ich habe ein Haus.
3. Ich wohne in...
4. Ich bin 15 Jahre alt.

Wat antwoord je op de vraag:

Wie alt bist du?

1. Ich bin...
2. Ich wohne in...
3. Ich bin ... Jahre alt.
4. Ich bin nett.

Wat antwoord je op de vraag:
Was ist dein Hobby?

1. Dein Hobby ist...
2. Mein Hobby ist...
3. Ich bin...
4. Ich habe keine Hobbys.

Welke woorden ken je
in het Duits die
met familie
te maken hebben?

Der Sohn von meinem Opa ist...

1. mein Bruder
2. mein Vater
3. meine Neffe
4. mein Cousin

Das Enkelkind von meinem Opa...

1. ist mein Vater
2. ist mein e Mutter
3. bin ich
4. ist mein Bruder

Die Tochter von meiner Tante ist...

1. meine Cousine
2. meine Schwester
3. meine Mutter
4. meine Oma

Meine Nichte ist...

1. die Tochter von meiner Schwester
2. die Tochter von meiner Tante
3. die Tochter von meiner Oma
4. die Tochter von meiner Mutter

Welke eigenschappen
hebben jullie
familieleden? (NL)

Sleep de vertalingen naar elkaar toe!

nett

nervig

böse

schlau

hilfbereit

freundlich

doof

vriendelijk

leuk

irritant

boos

slim

stom

behulpzaam

Maak een stamboom 

van jouw 

liefste mensen

Hoe?

Stel jezelf en de belangrijkste mensen in je omgeving voor!

Denk hierbij aan familie en vrienden.

Vertel in hele Duitse zinnen:

- wie het is (broer, vriend, oma...)

- naam en leeftijd (Peter, 21 Jahre alt)

- één eigenschap

- hobby of beroep

Stamboom-Opdracht

Stel jezelf en de belangrijkste mensen in je omgeving voor!

Denk hierbij aan familie en vrienden.

Vertel in hele Duitse zinnen:

1. alles over jezelf: naam, leeftijd, waar je woont, hobbies, school, huisdieren, ...

2. alles over je familie en vrienden: (kies 5/6 personen)

- wie het is (Er/Sie ist mein/meine.... broer, vriend, oma...)

- naam en leeftijd (Er/Sie heißt .... , Er/Sie ist.... Jahre alt)

- waar hij/zij woont (Er/Sie wohnt in...)

- één eigenschap (Er/Sie ist...)

- hobby of beroep (Sein/Ihr Hobby ist.... , Er/Sie ist ..... von Beruf)