Fictie hoofdstuk 3.1

Doel
In eigen woorden kunnen uitleggen wat spanning inhoudt 

In eigen woorden kunnen uitleggen wat wisseling van tijd en plaats is
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Doel
In eigen woorden kunnen uitleggen wat spanning inhoudt 

In eigen woorden kunnen uitleggen wat wisseling van tijd en plaats is

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
start:
  • herhalen kernbegrippen

Kern:
  • Spanning/spanningsvraag/cliffhanger
  • Wisseling van tijd en plaats
  • aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Bij fictie moet je denken aan:
A
waargebeurde teksten
B
teksten die zijn verzonnen
C
reclameteksten
D
aardrijkskundeboeken

Slide 3 - Quizvraag

Sympathiek betekent:
A
dat je niet aardig wordt gevonden
B
dat je eigenwijs bent
C
dat je aardig wordt gevonden
D
dat je heel kien bent

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin bevat iets met antipathiek?
A
Wim reageerde arrogant
B
Bas keek gemeen
C
Jannie wilde wel helpen
D
Jolien keek verbaasd

Slide 5 - Quizvraag

Iets lekker vinden is een karaktereigenschap...
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

zelfstandig zijn is een karaktereigenschap...
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn leefomstandigheden?
A
Waar iemand naar school gaat
B
Wat iemand beleeft
C
Hoe lang iemand al leeft
D
Waar en hoe iemand woont

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Het boek "Ik ben Alice is"
A
Fictie
B
non-fictie
C
realistisch
D
niet realistisch

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Spanning
Een verhaal heeft SPANNING als je steeds verder wil lezen. Het verhaal roept vragen bij je op. Deze vragen noem je SPANNINGSVRAGEN. Bijvoorbeeld: wie heeft de moord gepleegd of worden ze verliefd op elkaar.

Een CLIFFHANGER is wanneer een hoofdstuk eindigt op een heel spannend moment.

Slide 12 - Tekstslide

Wisseling van tijd en plaats
CHRONOLOGISCH: het verhaal wordt verteld zoals het gebeurt.
Meestal worden verhalen NIET-CHRONOLOGISCH verteld, er vinden wisselingen plaats in tijd, bijvoorbeeld het verhaal begint vlak voor het einde.

Een TERUGBLIK of FLASHBACK is wanneer de schrijver terug gaat in de tijd.

Als een verhaal zich afspeelt op meerdere plekken, zijn er wisselingen van plaats.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag

Maak de volgende opdrachten van hoofdstuk 3.1, online op de site van Talent:

Opdracht 2,3,4,5,6 


Fictietaak: opdracht c ( blz. 99)



Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting


Doel: 

  • Wie kan uitleggen wat spanningsvragen zijn?
  • Wat betekent wisseling van tijd en plaats?



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide