Bacteriën, schimmels, antibioticaresistentie en virussen: wat je moet weten!

Bacteriën, schimmels, antibioticaresistentie en virussen: wat je moet weten!

Wat weet jij al over bacteriën, schimmels, antibiotica en virussen?

Bacteriën

Bacteriën zijn micro-organismen die overal om ons heen voorkomen. Sommige zijn goed voor ons, maar andere kunnen ziektes veroorzaken.

Vraag de leerlingen of ze weten wat bacteriën zijn en of ze al eens een bacteriële infectie hebben gehad.

Schimmels

Schimmels zijn ook micro-organismen die overal om ons heen voorkomen. Ze kunnen zowel nuttig als schadelijk zijn.

Vraag de leerlingen of ze weten wat schimmels zijn en of ze ooit een schimmelinfectie hebben gehad.

Antibiotica

Antibiotica zijn medicijnen die worden gebruikt om bacteriële infecties te behandelen. Het is belangrijk om antibiotica alleen te gebruiken als dat nodig is en zoals voorgeschreven door een arts.

Beschrijf de werking van antibiotica en leg uit waarom het belangrijk is om ze verstandig te gebruiken.

Antibioticaresistentie

Antibioticaresistentie treedt op wanneer bacteriën niet meer reageren op antibiotica. Dit kan gebeuren wanneer antibiotica te vaak of verkeerd worden gebruikt.

Leg uit wat antibioticaresistentie is en waarom het een probleem is voor de gezondheid.

Virussen

Virussen zijn kleine infectieuze agentia die zich snel kunnen verspreiden. Ze kunnen verschillende ziektes veroorzaken, waaronder verkoudheid en griep.

Vraag de leerlingen of ze weten wat virussen zijn en of ze ooit een virale infectie hebben gehad.

Hoe voorkom je infecties?

Je kunt infecties voorkomen door regelmatig je handen te wassen, gezond te eten en voldoende te bewegen. Ook is het belangrijk om zieke mensen te vermijden en je inentingen up-to-date te houden.

Geef praktische tips over hoe leerlingen infecties kunnen voorkomen.

Wat hebben we geleerd?

We hebben geleerd wat bacteriën, schimmels, antibiotica en virussen zijn en waarom het belangrijk is om infecties te voorkomen. We begrijpen ook wat antibioticaresistentie betekent en waarom het een probleem is voor de gezondheid.

Herhaal de leerdoelen en vraag de leerlingen wat ze hebben geleerd.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.