V4 - Präteritum

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

zwakke werkwoorden

Slide 2 - Woordweb

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet

Slide 3 - Sleepvraag

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 4 - Sleepvraag

machen
antworten*
ich
machte
antwortete
du
machtest
antwortetest
er/sie/es/man
machte
antwortete
wir
machten
antworteten
ihr
machtet
antwortetet
sie/Sie
machten
antworteten
zwakke werkwoorden - Präteritum

Slide 5 - Tekstslide

* als de stam van een werkwoord eindigt op -d of -t* wordt er tussen de uitgangen van de verleden tijd en de stam een extra e toegevoegd.
(*+öffnen, atmen, regnen, rechnen, zeichnen)

Slide 6 - Tekstslide

sterke werkwoorden

Slide 7 - Woordweb

Sterke werkwoorden
sterke werkwoorden zijn werkwoorden, die in de verleden tijd en het voltooid deelwoord klinkerverandering krijgen. 
Het voltooid deelwoord eindigt bijna altijd op -en.
Bijna altijd geldt: in het Nederlands sterk, in het Duits sterk

slapen, sliep, geslapen
zwemmen, zwom, gezwommen.

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan vervoegen
Om een sterk werkwoord in de verleden tijd te vervoegen kan je onderstaand stappenplan volgen: 

1. zoek en noteer de stam van de verleden tijd. 
Deze vind je tussen de sterke werkwoorden op je grammatica schema (3e rij)
3. Bepaal het onderwerp van de zin.
2. Kijk bij de vervoegingen van een voorbeeld sterk werkwoord om te kijken welke uitgang er achter de stam komt (helpen, zien, lezen, rijden).

Slide 9 - Tekstslide

schreiben
schlafen
ich
schrieb
schlief
du
schriebst
schliefst
er/sie/es/man
schrieb
schlief
wir
schrieben
schliefen
ihr
schriebt
schlieft
sie/Sie
schrieben
schliefen
Präteritum

Slide 10 - Tekstslide

Warum (lauten) die Glocken gestern?

Slide 11 - Open vraag

Das neue Fahrrad (kosten) €300,-

Slide 12 - Open vraag

Ich (folgen) den Weg nach Hause.

Slide 13 - Open vraag

Er (brauchen) ein Wörterbuch für die Übersetzung.

Slide 14 - Open vraag

(Lernen) sie (mz) die Verben?

Slide 15 - Open vraag

Waar moet je om denken bij de verleden tijd van werkwoorden waarvan de stam op een -d of op een -t eindigt?
A
laatste letter is een -t
B
die krijgen altijd een extra -e
C
Altijd met een hoofdletter
D
alleen bij du, er/sie/es en ihr een extra -e

Slide 16 - Quizvraag