2 kgt 3.8 Spelling

3.8 Spelling - voltooid deelwoord en hoofdletters
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.8 Spelling - voltooid deelwoord en hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • het voltooid deelwoord van werkwoorden die beginnen met ge-, be-, ver-, her- en ont-;
  • hoe je een voltooid deelwoord maakt van splitsbare werkwoorden; 
  • wanneer je hoofdletters gebruikt;
  • tien dicteewoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord (vd)
  • begint vaak met ge-;
  • heeft altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij zich;
  • staat vaak aan het eind van de zin.


Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden (klank verandert)
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en. Je schrijft het zoals je het zegt.
Wij zijn snel naar huis gereden.
Zij heeft een mooi lied gezongen.

Slide 4 - Tekstslide

zwakke werkwoorden 
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op 
-d of -t. Maak het voltooid deelwoord langer, dan hoor je of het -t of -d moet zijn.
De rekening is betaald . (betaalde )
We hebben lekker geluncht. (lunchte)

Slide 5 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Het voltooid deelwoord is een persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Het voltooid deelwoord is een zelfstandig naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin is het voltooid deelwoord onderstreept?
A. Dat gebeurt bijna nooit, toch?
B. De dokter heeft de wond op mijn been gehecht.
C. Ik herinner me dat echt niet!
A
A
B
B
C
C

Slide 9 - Quizvraag

werkwoorden met be-, ge-, het-, ver- of ont-
Sommige werkwoorden beginnen met be-, ge-, het-, ver- of ont-. Bij het voltooid deelwoord schrijf je er dan geen ge- voor.

bedenken
Ik heb een goed plan bedacht.
genieten
Wat heb ik van de sportdag genoten.
herdenken
De Tweede Wereldoorlog wordt elk jaar herdacht.
verhuizen
Jasper is naar de Herenstraat verhuisd.
ontbijten
Hij heeft heerlijk ontbeten.

Slide 10 - Tekstslide

voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden
Sommige woorden zijn in een zin gesplitst. 
De volgende halte moet ik uitstappen
Ik stap de volgende halte uit.

Bij het voltooid deelwoord schrijf je ge- tussen beide delen.
Bij de laatste halte ben ik uitgestapt.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
A
bereikt
B
bereikd

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het volooid deelwoord van:

antwoorden
A
geantwoord
B
geantwoort

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

verven
A
geverft
B
geverfd
C
gevervt
D
gevervd

Slide 14 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:

Er is deze week veel ... (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 15 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:

Hij heeft mij een geheim ... (vertellen).
A
vertelt
B
verteld

Slide 16 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord:
Ik neem een pijnstiller in. Ik heb een pijnstiller ... .
A
innemen
B
ingeneemd
C
geïnneemd
D
ingenomen

Slide 17 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:
Wij hebben een spannend avontuur
... (beleven).
A
beleefd
B
beleeft

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van bepalen?
A
bepaalt
B
bepaald

Slide 19 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 20 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Slide 21 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.

Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 22 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in.

Mijn tante heeft een boek ... (voorlezen).

Slide 23 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord:
De appel wordt in stukjes ... (snijden)

Slide 24 - Open vraag

Maken
Paragraaf 3.8
Opdracht: 1 t/m 5

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdletters

Slide 26 - Tekstslide

Hoofdletters gebruik je:
  • aan het begin van de zin;
  • voor eigennamen van personen, merken en straten;
  • voor aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan) van: werelddelen, landen, steden, bergen, zeeën, rivieren, streken en talen; 
  • voor feestdagen.

Slide 27 - Tekstslide

Let op
  • als een een zin begint met 's of 't, dan schrijf je dat met een kleine letter. Het woord daarna krijgt een hoofdletter.
's Zomers eet hij veel ijsjes.
  • als een zin begint met een getal in cijfers, dan gebruik je géén hoofdletter.
100 meter voor het einde werd de marathonloper ingehaald.

Slide 28 - Tekstslide

Let op
  • bij achternamen met een tussenvoegsel. Als het woordje (van, het van der) tussen voornaam/letter en achternaam staat schrijf je het tussenvoegsel met kleine letter.
Dus ...
Gregory van der Wiel, Peter R. de Vries
Maar mevrouw Van der Heuvel, De Bruin.

Slide 29 - Tekstslide

Mijn broer ging met zijn vriend ___ naar de nieuwe skatebaan.
A
jaap
B
Jaap

Slide 30 - Quizvraag

Schrijf alle woorden uit de volgende zin op die met een hoofdletter moeten worden geschreven:

jouw oom en tante wonen toch op stationsplein 33?

Slide 31 - Open vraag

Schrijf alle woorden uit de volgende zin op die met een hoofdletter moeten worden geschreven:

rijdt jouw vader een audi of een tesla?

Slide 32 - Open vraag

De ____ taal is lastig voor studenten uit ____.
A
engelse - China
B
engelse - china
C
Engelse - China
D
Engelse - china

Slide 33 - Quizvraag

____ eet ik vaak yoghurt met muesli en fruit.
A
'S Morgens
B
'S morgens
C
's Morgens
D
's morgens

Slide 34 - Quizvraag

Verbeter de onjuist gespelde woorden in de zin:

In het Noorden van nieuw zeeland raast de orkaan arina.

Slide 35 - Open vraag

Verbeter de onjuist gespelde woorden in de zin:

Donderdag en Vrijdag is het verkeer gestremd in de bollelaan in huizen.

Slide 36 - Open vraag

OPDRACHTEN
Maak de volgende opdrachten:
6,7 en 8

Slide 37 - Tekstslide