Woordenschat 2e klas

Welkom

Terugblik
Woordenschat
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, 
lesboek+schrift+pen
timer
2:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Terugblik
Woordenschat
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, 
lesboek+schrift+pen
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Stil lezen

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

April 2023
Klas 2


Slide 3 - Tekstslide

Waarom woordenschat?
Lesdoel:
Bewust worden van het belang van woordenschat
Betekenis van nieuwe woorden leren

Bij een onvoldoende woordenschat, wordt het moeilijk de les te volgen. Dat geldt niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken.​

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Stil lezen
  2. Introductie
  3. Oefenen via Quizizz
  4. ZW: opdrachten maken (kijk op je planning)
  5. Evaluatie

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je minimaal kennen om een tekst te kunnen begrijpen?
A
80%
B
90%
C
95%
D
100%

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

sprookje 
Er was eens een lieve, flinke houthakkersjongen. Hij heette Mullah en hij was niet gelukkig. De hele dag werkte hij in het grote, diepe bos. Samen met zijn broer. Elke avond maakten zij eerst een maaltijd. Daarna gingen zij slapen in hun hut, hoog in een sterke boom. Zo ging dat week na week, jaar na jaar. Maar Mullah wilde wel eens verandering. 
In een ver land woonde een prinses. Zo had iemand hem eens verteld. De houthakkersjongen maakte een lange reis over hoge bergen en grote zeeën.  In het verre land vond hij na lang zoeken de prinses. Wat was hij blij. Hij ging bij de prinses op bezoek.  Die was ontzettend aardig. " wil jij misschien trouwen?" vroeg hij. " dat is goed"  zei de prinses. Ze vertrokken uit het verre land en wonen nu samen in het grote bos samen met de broer van de houthakkersjongen.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kom ik achter een onbekend woord?
Stel: Jij komt een onbekend woord tegen. Welke manieren zijn er om achter de betekenis van dit woord te komen?

Overleg met jouw buur
timer
1:30

Slide 10 - Tekstslide

Soorten woorden
Je kunt onderscheid maken tussen vaktaalwoorden en schooltaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Vaktaalwoorden

  • Het zijn woorden die je gebruikt bij een vak. Bijvoorbeeld begrippen die je alleen bij AK of GS tegenkomt. 
Schooltaalwoorden

  • Het zijn woorden die je tegen kan komen in elke les. Woorden die gebruikt worden op school. 
  • Het gevolg van ...
  • toon aan...

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen Woordenschat
Je leerdoelen staan in je planning, kijk aan welk leerdoel je nog wilt werken. De afgelopen periode heb je hier volop aan gewerkt.

De planning staat in teams/ bestanden/ planning periode 3

Slide 13 - Tekstslide

Quizizz
Ga naar Quizizz.com
Je voert de code in.
Je oefent met figuurlijk taalgebruik/ beeldspraak/ 
uitdrukkingen en gezegdes.
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag  (alléén)
Je werkt aan de opdrachten van de hoofdstukken
Woordenschat (oranje gedeelte).
]e werkt online of in je boek.

De planning vind je in teams TCD2bktNE_2022.2023/bestanden
periode 3
Je kijkt in je planning: B-, KGT of TH
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent: d.m.v.
A
Door medewerking van
B
Door middel van
C
Diepgang met verdieping
D
Der mate veel

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent: gering
A
Veel
B
Vaak
C
Weinig
D
Lawaaiig

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent: sober
A
eenvoudig
B
dronken
C
droevig
D
donker

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent: Dikwijls
A
Nooit
B
geteld
C
precies
D
Vaak

Slide 19 - Quizvraag

wat is een synoniem
A
Een ander woord met dezelfde betekenis.
B
Een zelfde woord met meerdere betekenissen.

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent: Inclusief
A
afronding
B
uitgesloten
C
conclusie
D
inbegrepen

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent: continueren
A
de hele tijd
B
doorgaan
C
vaak
D
ongeveer

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent: waarnemen
A
Zoeken naar de waarheid
B
Iets negeren
C
Iets zien
D
iemand meenemen

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent: betrekkelijk.
A
In verhouding tot iets anders
B
iets of iemand meenemen
C
Te vergelijken met
D
absoluut

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent: traditie
A
routine
B
doen zoals altijd
C
cultuur
D
gewoontes en gebruiken

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent: Consequentie
A
Oorzaak
B
Reden
C
Waarschuwing
D
Gevolg / resultaat

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk
Na de meivakantie heb je alle opdrachten van je planning gemaakt.

(huiswerk controle)

Week 20: toets Woordenschat

Slide 27 - Tekstslide