Chapitre 6

Chapitre 6 
J'aime le camping
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 6 
J'aime le camping

Slide 1 - Tekstslide

Introduction 
P.48 et 49 
ex 1,2,3

Jezelf redden in een franssprekend land

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Les plats français

Slide 8 - Woordweb

Le dîner

Le petit déjeuner
Le goûter

Le déjeuner

Slide 9 - Sleepvraag

On parle français sur... continent(s)
A
1
B
2
C
3
D
tous les

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je: ik wil graag reserveren
A
je réserve
B
je peux réserver
C
je voudrais réserver
D
je réserver

Slide 11 - Quizvraag

la reception
allemand
tous les ans
contre
près de
le jour
faire les magasins
partir
pour
faire de camping
le mois
rester
tout le temps
espagnol
en ville
loin

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe zeg je: wij bestellen (commander)
A
elles commandent
B
ils commandent
C
vous commandez
D
nous commandons

Slide 13 - Quizvraag

Hoe zeg je: ik heb gereserveerd
A
je réserve
B
je réserves
C
j'ai réservé
D
j'ai réserver

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal:
jullie reserveren

Slide 15 - Open vraag

Zet in de passé composé:
ils mangent au restaurant

Slide 16 - Open vraag

Aller
Gaan 
Je 
Ik ga
Tu 
Jij gaat
Il / elle  
Hij / zij ga
on 
wij gaan
nous 
wij gaan
vous 
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles 
zij gaan
vas
va
vont
allons
vais
va
allez

Slide 17 - Sleepvraag

broodsoorten
beleg
drankjes
algemene woorden over eten
le petit déjeuner
le petit déjeuner
la tartine
la tartine
le beurre
le beurre
le café
le café
la baguette
la baguette
le thé
le thé
le croissant
le croissant
le pain
le pain
le chocolat
le chocolat
manger
manger
le dîner
le dîner
bon appétit
bon appétit
la boulangerie
la boulangerie
la confiture
la confiture

Slide 18 - Sleepvraag

11. Les repas pendant la journée en France
7H00 / 8H00
12H00/14H00
16H00/17H00
19H00/21H00
le dîner
le goûter
le déjeuner
le petit-déjeuner

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Vragen stellen
Vraagwoorden: 7x
Nieuw: quel: 
Regel: Vorm van quel + est/sont + zelfst naamwoord + rest vd zin

Slide 21 - Tekstslide

Oefening met welk/welke
M: 17abcd
in snelhechter minimaal 3 vragen over camping
l: voca A FN-NF + zinnen) H6 

Slide 22 - Tekstslide

C.Phrases-clés et parler
P58

Slide 23 - Tekstslide

la piscine
le matin
l'après-midi
le soir
l'année dernière
le portable
de avond
vorig jaar
de mobiel
het zwembad
de ochtend
de middag

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar de juiste klok.
Il est midi et demi.
Il est midi et quart.
Il est neuf heures moins vingt-cinq.
Il est quatre heures et demie.

Slide 25 - Sleepvraag

twaalf uur
kunnen
komen
om
aanstaande
jullie
zaterdag
à
samedi
venir
Vous
pouvez
prochain
midi

Slide 26 - Sleepvraag

le midi
l'après-midi
le soir 
le matin 
Le petit-déjeuner
le gouter
le diner
le déjeuner

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep!

08:00
11:00
12:15
13:30
17:30
18:00
Nous déjeunons à la cantine
à midi et quart.
Nous entrons au collège
à huit heures.
Il est une heure et demie,
nous sommes au CDI.
Nous avons cours d'anglais
à onze heures.
Nous jouons au ping-pong
à cinq heures et demie.
Nous faisons nos devoirs
à six heures.

Slide 28 - Sleepvraag

Zet de dagdelen op volgorde van vroeg
naar laat. (sleep blauw over rood)
midi
le soir
le matin
demain
l'après-midi

Slide 29 - Sleepvraag

Grammaire

quel/quelle/quels/quelles + zelfstandig naamwoord = welke


quel : mannelijk enkelvoud
quelle : vrouwelijk enkelvoud
quels : mannelijk meervoud 
quelles : vrouwelijk meervoud 

Slide 30 - Tekstslide

quel, quelle, quels, quelles
  • quel= wat
  • quelle est ta matière préférée? vrouwelijk 
  • quelles sont tes  matières préférées? vmv
  • quel est ton pays préféré? mannelijk
  • quels sont tes pays préféres? mmv

Slide 31 - Tekstslide

Quel, quelle, quels, quelles
Welk / Wat

Slide 32 - Tekstslide

Wat? --> Verschil qu'est-ce que / 
quel / quelle / quels / quelles
Als het woordje 'wat' bij een werkwoord hoort, dan gebruik je 
qu'est-ce que/qu'  --> Qu'est-ce que tu as mangé? / 
Qu'est-ce qu'il a acheté?

Als het woordje 'wat' bij een zelfstandig nw hoort, dan gebruik je quel / quelle / quels / quelles --> Quelle est ta date de naissance? / Quel est votre nom?

Slide 33 - Tekstslide

Quel, Quelle, Quels, Quelles
Welke vertaal je in het Frans met Quel, Quelle, Quels, Quelles
Vb: In welke klas zit je? => Tu es en quelle classe?
MAAR
Als wat wordt gevolgd door een vorm van être en een zelfst. naamwoord, gebruik je ook quel/quelle/quels/quelles
Vb. Wat is jouw lievelingsvak? => Quelle est ta matière préférée? 
 
        

Slide 34 - Tekstslide

Vul in: quel/quelle/quels/quelles
  1. Tu parles ................langue? v
  2.  ...........est ton sport préféré? m
  3. .............est ta matière préférée? v
  4. Tu aimes ............... films? mmv
  5. ..................filles sont gentilles? mvv

Slide 35 - Tekstslide

comment
quand
combien
quel
qui
wie
hoeveel
waar
wanneer
welke
hoe

Slide 36 - Sleepvraag

couleurs (v mv)
pays
(m mv)
couleur (v)
jour (m)
Quel
Quelle
Quels
Quelles

Slide 37 - Sleepvraag

........est ton nom?
Tu es en ........... classe?
............. sont tes matières préférées?
............. films français est-ce que tu préferes?
quelle 
quelles
quels
quel

Slide 38 - Sleepvraag

timer
1:30
Couleurs (v mv)
Pays (m mv)
Couleur (v)
Pays (m)
Quel
Quelle
Quels
Quelles

Slide 39 - Sleepvraag