1B discussieren

Argumenteren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
dewaVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Definitie
dis·cus·sie (de; v; meervoud: discussies)  
uitwisseling van gedachten, meningen: in discussie gaan met iem.; ter discussie staan niet vaststaan, onderwerp van gedachtewisseling zijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

timer
2:00
Waar moet je dus op letten bij het voeren van een discussie?
Wat moet je doen?
Wat moet je juist niet doen?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Waarom leer je dit?
- Zodat je je sterk voelt in een discussie. 

- Zodat je serieus wordt genomen als je een discussie start.


Slide 9 - Tekstslide

In dicussies en debatten gaat het erom anderen te overtuigen van jouw standpunt. 

Dit doe je door sterke argumenten in te brengen.

Slide 10 - Tekstslide

Een goed gesprek: waar moet je op letten?

  • Bereid je voor op het onderwerp, kom met goede argumenten
  • Spreek rustig en verstaanbaar
  • Let op je houding
  • Luister goed naar de ander
  • Stel vragen
  • Geef beleefd aan als je de beurt wilt

Slide 11 - Tekstslide

Discussiëren
1. Wat is de vraag of stelling?
2. Wat is de mening van de deelnemers over het onderwerp?
3. Welke argumenten en voorbeelden hebben de deelnemers?
3. Reageren op elkaars mening en vragen stellen
4. Afsluiten met conclusie of oplossing

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ziet een debat eruit?
1. Je kiest een stelling om je mening over te geven.
2.Je denkt na over waarom je de stelling hebt gekozen.
3. Je bent het eens of oneens met de stelling.
4. Geef ten minste twee goede argumenten voor je standpunt.
5. Je verdedigt je stelling of je valt de stelling aan.


Slide 13 - Tekstslide

Theorie 
Feiten: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt

Slide 14 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin staat een argument?
A
In de herfst vallen veel bladeren van de bomen
B
Ik houd van de herfst
C
al dat blad is gevaarlijk, want je glijdt zo uit!
D
In de herfst gaan wij graag naar het bos.

Slide 17 - Quizvraag

In de alinea zegt Lampert: 'Dat is toch een aanfluiting voor onze samenleving?'
Dit is ....

A
een feit
B
een mening
C
een argument

Slide 18 - Quizvraag

Theorie 
Stelling: een bewering over een onderwerp om een discussie op gang te brengen.
Standpunt: daarmee geef je je mening (vóór of tegen) over dat onderwerp.
Argumentatie: redenen waarmee je anderen overtuigt van je standpunt.

Slide 19 - Tekstslide

Kinderopvang moet voor alle ouders ten minste drie dagen in de week gratis worden.
A
stelling
B
standpunt
C
argument

Slide 20 - Quizvraag

Door kinderopvang gratis te maken wordt het toegankelijk voor ieder kind. Het is dan net als het onderwijs een publieke basisvoorziening. Bron: Groenlinks
A
stelling
B
standpunt
C
argument

Slide 21 - Quizvraag

Door kinderopvang gratis te maken bevorderen we de kansengelijkheid, omdat kinderopvang bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Ook geeft het ouders vrijheid om werk en zorg te verdelen. Bron: GroenLinks
A
stelling
B
standpunt
C
argument

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht:

Bedenk een onderwerp waar je een discussie over zou willen voeren

timer
3:00

Slide 23 - Tekstslide

Evaluatie

Wat heb je geleerd?
Hoe heb je je voorbereid?
Wat zou je anders doen een volgend keer?

Slide 24 - Tekstslide