Les 16-03

Cours du 16-03
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Cours du 16-03

Slide 1 - Tekstslide

Leertoets 2
Woensdag 30 maart, 3e uur
- Bijv. naamwoord

- kloktijden
- aller
- woorden chapitre 6
- zinnen chapitre 5 en 6 (alle phrases Clés)



Slide 2 - Tekstslide

Programme
- répéter                                                 (15 min)
   - 'bez. nw'
   - 'bijv. nw'    
- Les devoirs: questions?                   ( 5 min)
- Bron B: Lire                                        (20 min)
- Bron C: les phrases Clés                  (15 min)
- Les devoirs                                         ( 5 min)
                       


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Het bezittelijk naamwoord
Beschrijf eens in 2 beknopte zinnen wat het betrekkelijk voornaamwoord is en schrijf op in je schrift. 

timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Kortom
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit van iemand aan: mijn fiets, jouw huis, haar schoenen. 

De vorm hangt af van de vorm van het zelfstandige naamwoord: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.

Let op bij son en sa. Beide betekenen zijn, ondanks dat 'sa' de vrouwelijke vorm is. 
Paul a un copain > c'est son copain: het is ZIJN vriend.
Laura a un copain > c'est son copain: het is HAAR vriend.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

De vormen
Let op de volgende dingen:
- Wanneer een woord met a,       e, i, o, u, y begint >       
   mannelijke vorm
- Met 'son' en 'sa' > beide 
   'zijn', ondanks vrouwelijke     vorm.

Slide 8 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan. groot, klein, slim, etc.
  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Frans vaak achter een zelfstandig naamwoord.

La famille est grande.
La femme est gentille.



Slide 11 - Tekstslide

We lazen net dat het bijvoeglijk naamwoord zich aanpast, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 
Dat levert de volgende combinaties op:

La fille est jolie
Les filles sont jolies
Le garçon est joli
Les garçons sont jolis

Slide 12 - Tekstslide

Ook goed om te weten:

Wanneer een bijv. nw eindigt op een -e, dan krijgt het geen extra -e bij de vrouwelijke vorm.
> le garçon timide. -> la fille timide.
   Dus niet: la fille timidee

Wanneer een bijv. nw eindigt op een -s, dan krijgt het geen extra -s in het meervoud. 
> l'éléphant gris. -> les éléphants gris
   Dus niet: les éléphants griss

Slide 13 - Tekstslide

Bas a les cheveux blond/blonds/blondes

Kies het juiste antwoord:

Slide 14 - Open vraag

Sa mère est français/française/françaises

Kies het juiste antwoord:

Slide 15 - Open vraag

Le bâtiment est gris > Les bâtiments sont gris/griss

Kies het juiste antwoord:

Slide 16 - Open vraag

Les devoirs
Il y a des questions?

Slide 17 - Tekstslide

B, lire
Madagascar, c'est chouette!

Laten we even samen naar de tekst kijken. 

Slide 18 - Tekstslide

Maintenant c'est à vous:
faire: ex. 10a, b, c + ex.11a, b, c + ex. 12a.





Huiswerk: leren voca B
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide