Test anatomische termen

Test anatomische termen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Test anatomische termen

Slide 1 - Tekstslide

Geef bij elke lichaamseigenschap aan of deze iets zegt over de anatomie of over de fysiologie van het lichaam.
fysiologie
anatomie
anatomie
zaadlozing
bouw van het binnenoor
bouw van de alvleesklier

Slide 2 - Sleepvraag

Anatomie en fysiologie kom je vaak samen tegen in leerboeken. Waarom kom je in leerboeken ze vaak samen tegen?

A
Omdat anatomie en fysiologie nauw met elkaar samenhangen.
B
Omdat onderscheid maken tussen anatomie en fysiologie je in verwarring kan brengen.
C
Omdat je straks in de praktijk ook geen onderscheid gaat maken tussen anatomie en fysiologie.

Slide 3 - Quizvraag

Om een plaats in of op het lichaam te beschrijven, worden in de anatomie moeilijke termen gebruikt. Door in deze termen op zoek te gaan naar het kernwoord en de eventuele voor- en achtervoegsels, kom je erachter welke plaats in het lichaam bedoeld wordt.
Wat betekenen de verschillende delen van het woord 'subcutaan'?
sub
aan
cutis
onder
met betrekking tot
huid

Slide 4 - Sleepvraag

Er kunnen verschillende doorsneden van het lichaam gemaakt worden. Een van de mogelijke doorsneden is een frontale doorsnede. Je ziet dan een frontaal vlak.
Op een frontaal vlak kun je de benen ....
A
Zien
B
Niet zien

Slide 5 - Quizvraag

Er kunnen verschillende doorsneden van het lichaam gemaakt worden. Een van de mogelijke doorsneden is een frontale doorsnede. Je ziet dan een frontaal vlak.
Op een frontaal vlak kun je de hersenen ....
A
Zien
B
Niet zien

Slide 6 - Quizvraag

Welke vlakken zie je bij de hersenen? Denk aan de anatomische positie!
1.
2.
3.
frontaal
transversaal
mediaan

Slide 7 - Sleepvraag

In een boek over anatomie en fysiologie kom je vaak tekeningen tegen van doorsneden van het lichaam. Deze doorsnedetekeningen worden ook vlakken genoemd.
Wat is een voorbeeld van een verticaal vlak?

A
horizontaal vlak
B
sagittaal vlak
C
transversaal vlak

Slide 8 - Quizvraag

Om aan te geven waar zich in je lichaam een bepaald onderdeel bevindt, worden woorden gebruikt die aangeven in welke richting je moet denken.
Combineer elke richting met de term die de tegenovergestelde richting aangeeft.
 

centraal
proximaal
lateraal
perifeer
distaal
mediaal

Slide 9 - Sleepvraag

Om aan te geven waar zich in je lichaam een bepaald onderdeel bevindt, worden woorden gebruikt die aangeven in welke richting je moet denken.
Sleep elke richting naar de juiste plaats in de tekst.


De nekwervels liggen … dan borstwervels
De heupen liggen … dan de enkels
De baarmoeder ligt … dan de schaamlippen
cranialer
proximaler
centraler

Slide 10 - Sleepvraag