Extra opdrachten Formuleren H2/4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Extra opdrachten Formuleren H2 + H4

Stappenplan

1) Kijk waarnaar je precies verwijst.

2) Is dat een zin? Kies dan 'dat'.

3) Als je verwijst naar een zelfstandig naamwoord bepaal dan of dit woord m, v of o is. (Met het lidwoord 'het' is het altijd o)

4) Kies vervolgens het juiste verwijswoord

(Kijk hiervoor desnoods in de tabel, maar zorg dat je deze uit je hoofd leert!)

Vul het juiste verwijswoord in.

De hockeysters bereikten wel de finale, maar.... verloren ze met 5-1.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Waar verwijst 'die' naar terug?

De hockeysters bereikten wel de finale, maar DIE verloren ze met 5-1.

1. de hockeysters
2. de finale
3. ze
4. 5-1

Vul het juiste verwijswoord in. Soms kun je aan de bijvoeglijke naamwoorden zien of je naar een de-woord of naar een het-woord verwijst.

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, ... werd opgevoerd in een enorme bus.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Waar verwijst 'dat' naar terug?

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, DAT werd opgevoerd in een enorme bus.

1. de klas
2. een interessant toneelstuk
3. een enorme bus

Vul het juiste verwijswoord in. Soms kun je aan de bijvoeglijke naamwoorden zien of je naar een de-woord of naar een het-woord verwijst.

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, dat werd opgevoerd in een enorme bus, ... als theater dienstdeed.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Waar verwijst 'die' naar terug?

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, dat werd opgevoerd in een enorme bus, DIE als theater dienstdeed..

1. de klas
2. een interessant toneelstuk
3. een enorme bus
4. theater

Vul het juiste verwijswoord in.

Mevrouw Van Driel gaat altijd naar het circus, wanneer ... in haar woonplaats optreedt.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Waar verwijst 'dat' naar terug?

Mevrouw Van Driel gaat altijd naar het circus, wanneer DAT in haar woonplaats optreedt.

1. Mevrouw Van Driel
2. het circus
3. haar woonplaats
4. theater

Vul het juiste verwijswoord in.

Vanwege een burenruzie belde mijn vader de politie, maar ... wilde niet komen.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Vanwege een burenruzie wilde vader de politie bellen, maar ... belde per ongeluk de huisarts.

1. hij
2. zij
3. het
4. die

Vul het juiste verwijswoord in.

Zo'n rugtas als die daar lijkt me veel sterker dan ... hier.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in.

De voetbalwedstrijd is verplaatst, want ... vindt de burgemeester veiliger.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Waar verwijst 'dat' naar terug?

De voetbalwedstrijd is verplaatst, want DAT vindt de burgemeester veiliger.

1. de voetbalwedstrijd
2. de voetbalwedstrijd is verplaatst (naar deze zin)
3. burgemeester

Vul het juiste verwijswoord in.

Mevrouw Van Driel gaat altijd naar het circus, omdat ... daar enorm gek is op.

1. hij
2. zij
3. die
4. het

Vul het juiste verwijswoord in. Soms kun je aan de bijvoeglijke naamwoorden zien of je naar een de-woord of naar een het-woord verwijst.

Vanwege een burenruzie belde mijn vader de politie, maar ... wilde niet komen.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in.

Vanwege een burenruzie belde mijn vader de politie, maar ... wilde niet komen.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Vorige week bezochten we met de klas een interessant toneelstuk, dat werd opgevoerd in een enorme bus. ... ging over de Franse revolutie.

1. hij
2. ze
3. het
4. die

Gingen de oefeningen goed? Beoordeel jezelf met een smiley.

😒🙁😐🙂😃