vroege middeleeuwen

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

De vroege Middeleeuwen

500 tot 1000 na Chr.

Leerdoel

Aan het einde van de les  weet je hoe de boeren (horigen) in de tijd van de Franken leefden.

In West-Europa viel het Romeinse Rijk rond 500 uit elkaar.

Uit Azië kwamen de Hunnen. Zij zorgden voor een volksverhuizing in Europa.

De vroege Middeleeuwen

Steden werden geplunderd. Bruggen en wegen werden niet meer onderhouden.

Geld werd bijna niet meer gebruikt.

De handel stortte in elkaar.

Clovis

465 - 511

Rond 500 werd het Frankische rijk machtig onder leiding van Koning Clovis.

De boeren

Boeren zochten bescherming bij hun landheer. In ruil leverden zij hun grond in bij de heer.

De boeren waren horigen geworden. Een deel van de oogst was voor de heer.

De horigen moesten allerlei onbetaalde klusjes voor de heer doen. Die klusjes werden herendiensten genoemd.

Plichten horigen

-Pacht betalen in natura (=       deel van de oogst) 

-Herendiensten verlenen

-Deel van het land van de heer    bewerken

-Op het land van de heer               blijven

Plichten heer

-Bescherming bieden aan de   horigen

- Oorlog voeren

- Gebied/domein besturen

Rechten horigen

-Vrij op zondag en feestdagen 

-Deel van de oogst zelf houden

- Bescherming krijgen

 

Rechten heer  

- Herendienst ontvangen

-Belasting ontvangen

Wat zijn twee plichten van een heer?

1. Bescherming bieden & herendiensten verrichten herendiensten verrichten
2. Bescherming bieden & het domein besturen
3. Het domein besturen & op het land blijven
4. Oorlog voeren & het land van de heer bewerken

Wat zijn twee rechten van horigen?

1. Op het land van de heer blijven & een deel van de oogst zelf houden
2. Vrij op zondag & belasting betalen
3. Vrij op zondag & een deel van de oogst zelf houden

Wat zijn geestelijken?

• Mensen die voor de kerk werken:

1. Hoge geestelijken; bisschop
2. Lage geestelijken; pastoor
3. Monniken; Leven in een klooster

Grote rol

Het geloof kreeg een steeds grotere rol in het leven van mensen.

Ieder dorp had een kerk en een priester.

Hij vertelde de mensen hoe ze moesten leven. Als ze leefden volgens de bijbel, zouden ze in de hemel komen.

Veel mensen geloofden dat alleen de geestelijken contact konden maken met god en daarom luisterden ze goed naar hen

Standen in de middeleeuwen:

1. Eerste stand: de Geestelijken, de mensen die in dienst zijn van de kerk. (bidden)
2. Tweede stand: Edelen: de koning, leenmannen en sommige ridders. Besturen, rechtspreken en verdedigen van het gebied. (vechten)
3. Derde stand: de rest van de bevolking: vooral boeren, zij zorgen voor het voedsel. (werken)

De eerste stand: