Leesstrategieën

Leesstrategieën
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesstrategieën

Slide 1 - Tekstslide

duizend-en-één-nachten

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Wat is een 'riad'?
A
is een traditioneel Marokkaans huis met een binnenplaats/binnentuin.
B
is een straatkat in Marrakesh.
C
is een traditioneel gerecht met olijven en gekonfijte citroen.
D
is een Marokkaanse zetel.

Slide 4 - Quizvraag

Plaats hier een foto van een
(volgens jou) 'mooie riad'.

Slide 5 - Open vraag

Wat is 'henna'?
A
is het Marokkaanse woord voor 'hyena'.
B
is een pasta gemaakt uit de hennastruik die dient als lichaamsversiering.
C
is een typische Marokkaanse theepot.
D
is een stad in het noorden van Marokko.

Slide 6 - Quizvraag

Ga op zoek naar een foto van een 'souk' en stuur deze zo snel mogelijk door.

Slide 7 - Open vraag

Hoe zegt men 'citroen' in het Arabisch?
A
Limoun
B
Zitoun
C
Zitroen
D
Jaloun

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een 'baboush'?
A
een Marokkaans instrument
B
een voetbal
C
een vrucht van de cactusplant
D
een pantoffel

Slide 9 - Quizvraag

Wat zit er in de bulten van een kameel?
A
vet
B
water
C
spieren
D
melk

Slide 10 - Quizvraag

Wie of wat is Yves Saint Laurent?
A
een Marokkaanse sultan
B
een Belgisch parfum
C
een Franse modeontwerper
D
een kledingmerk uit Oostenrijk

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat is het nationale gerecht van Marokko?
A
tajine
B
cataplana
C
paella
D
couscous

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

LEESSTRATEGIEËN TOEPASSEN
Vooraleer we de leesstrategieën zullen toepassen op een aantal teksten over Marrakesh, herhalen we nog eens de leerstof. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welk tekstDOEL past bij deze tekst
A
informeren
B
ontspannen
C
activeren
D
overtuigen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Welk tekstDOEL past bij deze tekst
A
informeren
B
ontspannen
C
activeren
D
overtuigen

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Welk tekstSOORT past bij deze tekst
A
informatieve tekstsoort
B
ontspannende tekstsoort
C
activerende tekstsoort
D
overtuigende tekstsoort

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Welk tekstSOORT past bij deze tekst
A
informatieve tekstsoort
B
ontspannende tekstsoort
C
activerende tekstsoort
D
overtuigende tekstsoort

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Welk tekstSOORT past bij deze tekst
A
informatieve tekstsoort
B
ontspannende tekstsoort
C
activerende tekstsoort
D
overtuigende tekstsoort

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Voor jouw taak van Aardrijkskunde ben je op zoek naar een artikel over natuurrampen. Je bladert door de krant van gisteren en gaat hiernaar op zoek.
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Je zit in de metro. Schuin voor jou zit jouw buurman. Hij is zodanig geconcentreerd aan het lezen en verdiept in zijn boek dat hij je zelfs niet ziet. Op welke manier is hij aan het lezen?
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen

Slide 31 - Quizvraag

Je zit in de wachtkamer bij de dokter. Op het tafeltje naast jou liggen een aantal tijdschriften. Je kiest er ééntje uit door het oppervlakkig te bekijken. Je kijkt naar de foto's en de titels op de cover. Welke leesstrategie pas je toe?
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Van welk tekstverband is hier sprake?
'De jongen eet graag appels, peren en bananen.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband

Slide 34 - Quizvraag

Van welk tekstverband is hier sprake?
'Hij ging eerst naar de judoles. Daarna had hij nog een afspraak bij de tandarts.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband

Slide 35 - Quizvraag

Van welk tekstverband is hier sprake?
'Het was schitterend weer. De zon scheen. Een kleine briesje zorgde voor verkoeling. Het verliefde koppel was aan het pootjebaden.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband

Slide 36 - Quizvraag

Van welk tekstverband is hier sprake?
'Zij is een zeer intelligent meisje. Haar broer daarentegen... dat is pas een catastrofe! Hij handelt zonder na te denken.'
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend verband
C
chronologisch verband
D
beschrijvend verband

Slide 37 - Quizvraag

Wat doe je als je de betekenis van een woord in de tekst niet kent?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide