Leestekens

Wat doen we vandaag?
  • Mentorblok vanmiddag vervalt 
  • Herhaling vorige week
  • Lesdoelen bespreken
  • Uitleg leestekens
  • Oefenen
  • Lesdoelen behaald?

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Mentorblok vanmiddag vervalt 
  • Herhaling vorige week
  • Lesdoelen bespreken
  • Uitleg leestekens
  • Oefenen
  • Lesdoelen behaald?

Slide 1 - Tekstslide

Afkortingen
Initiaalwoorden
Letterwoorden 
Verkortingen
Symbolen
Volt -> V
Nederlandse Spoorwegen -> NS
zo goed als nieuw -> z.g.a.n.
persoonlijk identificatienummer -> pin
airconditioning -> airco

Slide 2 - Sleepvraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze week:
weet je hoe en wanneer je een komma, een dubbele punt, aanhalingstekens en een puntkomma moet gebruiken.

Wat heb je daaraan in het leven?




Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat heb je daaraan in het leven?

Je kunt fatsoenlijke teksten schrijven. Daardoor kom je slim over en word je serieuzer genomen.




Slide 4 - Tekstslide

Hoezo leestekens? 
Welk leesteken had op welke plek gemoeten om deze zin een andere betekenis te geven? 

Slide 5 - Tekstslide

komma
1. Je gebruikt komma's bij een opsomming.

Als je meerdere dingen opsomt, gebruik je en of of tussen de laatste twee dingen die je opsomt:... , ... , … en …  / … , … , of ...

We kochten gebakjes, cola, chips en bitterballen voor het feest.
Wil je op hockey, voetbal of tennis?

Slide 6 - Tekstslide

komma
2. Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen (verander de zin van tijd om erachter te komen of je te maken hebt met twee persoonsvormen naast elkaar)
  • Als je vanavond thuiskomt, mag je lekker uitrusten.
  • Als we nu gaan, komen we nog op tijd.

3. Wanneer je iemand direct aanspreekt, gebruik je een komma.
  • Marloes, help je even met de boodschappen?
  • Timo, kom je straks mee voetballen?
  • Jongens, houd nu eens op!


Slide 7 - Tekstslide

komma
4. Tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn (voor voegwoorden):

Joppe gaat elk jaar naar Frankrijk op vakantie, omdat zijn ouders daar een vakantiehuisje hebben.


Slide 8 - Tekstslide

komma
5. Je zet ook een komma voor of na een tussenwerpsel.
  • Tussenwerpsels zijn woorden of woordgroepen die losstaan van de rest van de zin.
  • Tussenwerpsels drukken vaak een emotie uit: bijvoorbeeld pijn of blijdschap.

  • Au, dat doet ontzettend veel pijn!
  • Hoera, je hebt je examens gehaald!
  • Wow, wat goed dat je hebt volgehouden.
  • Foei, dat mag je niet doen!


Slide 9 - Tekstslide

In welke vijf situaties gebruik je een komma?

Slide 10 - Open vraag

LET OP: luister ook goed, een komma is voornamelijk bedoeld als rustpunt in een zin, als een kleine pauze.

Slide 11 - Tekstslide

Zet komma's in onderstaande zin:
Als ik jou 150 euro geef koop je daar toch een scuf-controller voor daarom geef ik het je niet.

Slide 12 - Open vraag

dubbele punt
De dubbele punt wordt midden in een zin gebruikt en wordt gebruikt om iets aan te kondigen. 

1. Voor een opsomming
  • Voor het mengen van verf gebruik je drie kleuren: rood, blauw en geel.
  • Er zijn vier soorten gebak: appeltaart, chocoladebollen, abrikozengebak en rijstevlaai.

 

Slide 13 - Tekstslide

dubbele punt
2. Voor een citaat. Je schrijft daarbij letterlijk op wat iemand zegt.
  • Linda vraagt: 'Ga je mee naar de film vanavond?’ 
  • In het boek staat: 'Na een vraag zet je altijd een vraagteken.‘

3. Voor extra uitleg of een toelichting :
  • Nederland grenst aan twee landen: België en Duitsland.
  • We kunnen twee dingen doen: of je gaat op de fiets of ik breng je even.



Slide 14 - Tekstslide

In welke drie situaties gebruik je een dubbele punt?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Zet komma's en dubbele punten in onderstaande zin:
Voor dit recept is het volgende nodig mandarijnen appels gedroogde vijgen kaneel gember en Griekse yoghurt.

Slide 17 - Open vraag

aanhalingstekens
1. Bij een citaat.Omdat in een citaat letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."

  • Freek vraagt: "Wanneer krijg ik nieuwe voetbalschoenen?“
  • De jongens schreeuwden: "Kom hier, of we pakken je rugzak af!“
  • ‘Kom hier, of we pakken je rugzak af!’, schreeuwden de jongens.


Slide 18 - Tekstslide

aanhalingstekens
2.  Als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis. 


Met hoeveel l'en schrijf je het woord 'onmiddellijk'. 

3. Als een woord op woordgroep op een speciale manier gebruikt wordt, bijvoorbeeld spottend. 

Toen we te laat kwamen, zei de docent dat we 'lekker op tijd' waren. 

Slide 19 - Tekstslide

Zet aanhalingstekens en komma's in de volgende zin:
Zullen we volgend jaar weer naar Antwerpen gaan vroeg de mentor.

Slide 20 - Open vraag

puntkomma
Zit tussen een punt en een komma in.

1. Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen. (Dit komt relatief weinig voor.)

Mijn oudste broer wil de Mount Everest beklimmen; dat lijkt me een gevaarlijke onderneming. 



Slide 21 - Tekstslide

puntkomma
2.  Als afsluiting tussen de delen van een lange opsomming die onder elkaar staan. 

Bij een presentatie wordt gelet op:
iemands houding;
hoe goed iemand te verstaan is;
het verteltempo van de persoon die presenteert.




Slide 22 - Tekstslide

Zet puntkomma's in de volgende zin:
Bij het organiseren van een kinderfeestje is het van belang om te weten hoeveel kinderen er komen wat het mag kosten wat de kinderen leuk vinden

Slide 23 - Open vraag