Argumenteren 4/5 havo

Argumenteren is te leren!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren is te leren!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument, en weerlegging.
  • Je leert welke argumentatieschema's er zijn. 
  • Je leert welke argumentatiestructuren er zijn. 
  • Je leert welke drogredenen er zijn.
  • Je kunt de aanvaardbaarheid van argumentatie beoordelen
  • Je kunt een kort betoog schrijven met AUB en SRC 

Slide 2 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 5 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Soorten argumenten
Bekijk het filmpje over de verschillende soorten argumenten.
Noteer welke verschillende soorten argumenten in het filmpje aan bod komen. 

Slide 7 - Tekstslide

Redeneringen
Redenering (argumentatie) = standpunt + argument(en)

In de volgende video wordt uitleg gegeven over de verschillende redeneringen die er zijn. 
Noteer de vijf redeneringen die in het filmpje aan bod komen. 
Je hebt ze daarna nodig in een opdracht.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 10 - Quizvraag

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 11 - Quizvraag

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 12 - Quizvraag

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Meervoudige argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
  • nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 18 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxie nemen.
Een taxie kost meer dan zelf rijden.

Slide 19 - Tekstslide

Teken de argumentatiestructuur:
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 20 - Tekstslide

Oplossing:
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 21 - Tekstslide

Teken de argumenatiestructuur:

Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
Je werkt op school onder toezicht.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 22 - Tekstslide

Oplossing:
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.

Slide 23 - Tekstslide

Drogredenen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Drogredenen
Een drogreden is een argumentatie die niet klopt. 
  • Verkeerd gebruikt argumentatieschema
  • Onjuist gebruik van de discussieregels

Slide 26 - Tekstslide

Drogredenen
Overtreden van argumentaties (= redeneringen)
  1. Onjuist oorzaak-gevolgrelatie
  2. Onjuist beroep op kenmerk/eigenschap
  3. Overdrijven van voor- en nadelen
  4. Vals dilemma
  5. Overhaaste generalisatie
  6. Onjuist beroep op autoriteit
  7. Verkeerde vergelijking

Slide 27 - Tekstslide

Drogredenen
Overtreden van argumentaties (= redeneringen)
8. Persoonlijke aanval 
9. Ontduiken bewijslast
10. Cirkelredenering
11. Vertekenen van een standpunt
12. Bespelen van het publiek

Slide 28 - Tekstslide

Ik vind dat de coronamaatregelen afgeschaft moet worden, want we willen allemaal vrijheid.
A
Bespelen van het publiek
B
Overhaaste generalisatie
C
Cirkelredenering
D
Verkeerde vergelijking

Slide 29 - Quizvraag

Ik ben 4 dagen in Londen geweest; het is daar altijd mooi weer.
A
Bespelen van het publiek
B
Overhaaste generalisatie
C
Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
D
Cirkelredenering

Slide 30 - Quizvraag

En de kerstvakantie moet verlengd worden, want we willen allemaal kerstvakantie
A
Bespelen van het publiek
B
Overhaaste generalisatie
C
Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
D
Cirkelredenering

Slide 31 - Quizvraag

Aanvaardbaarheid van argumentatie
  • Argumenten zijn op zichzelf aanvaardbaar
  • De argumenten zijn relevant
  • De argumenten zijn onderling consisent
  • De argument zijn samen toereikend voor het standpunt 

Slide 32 - Tekstslide

Ik vind het prettig dat de toetsweek voor de herfstvakantie is, want het is heel mooi weer.
A
Niet relevant
B
Niet consistent
C
Niet toereikend

Slide 33 - Quizvraag

Ik vind het prettig dat de toetsweek voor de herfstvakantie is, want ik moet nog heel veel leren en ik heb veel zin in vakantie.
A
Niet relevant
B
Niet consistent
C
Niet toereikend

Slide 34 - Quizvraag

Over welk onderdeel wil je nog extra uitleg?

Slide 35 - Open vraag

Ethos, pathos en logos
Logos: de inhoud van de argumentatie zelf
Pathos: de manier waarop de argumenten emoties opwekken bij het publiek
Ethos: het effect van de spreker zelf

Slide 36 - Tekstslide

Als Obama speecht, luistert iedereen aandachtig.
A
Logos
B
Pathos
C
Ethos

Slide 37 - Quizvraag

Mijn huisarts zegt dat ik rustig aan moet doen, omdat mijn bloeddruk te hoog is.
A
Logos
B
Pathos
C
Ethos

Slide 38 - Quizvraag

Argument
A: argument
U: uitleg bij het argument
B: voorbeeld

Slide 39 - Tekstslide

Weerlegging
S: samenvatting van het argument dat je gaat weerleggen
R: jouw reactie op het argument. Waarom ben je het er niet mee eens?
C: conclusie

Slide 40 - Tekstslide

Hoe schrijf je een klein betoog?
Inleiding
Argument voor volgens AUB
Argument tegen + weerlegging volgens SRC
Slot

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht
Je schrijft nu zelf een klein betoog, waarin je AUB en SRC toepast. Gebruik de tekst van opdracht 10 in de reader.

Slide 42 - Tekstslide

Tot slot
Lees de tekst van je buurman of buurvrouw en geef punten.
Standpunt in de inleiding (1p)
Argument (1), Uitleg (1), voorbeeld (1)
Samenvatting tegenargument (1), reactie (1), conclusie (1)
Slot met herhaling standpunt (1)
Uitgeschreven in volledige tekst (1)
Foutloos taalgebruik (1)

Slide 43 - Tekstslide