M&Z - werken bij gezinnen met een hulpvraag DEEL A

Werken bij gezinnen met een hulpvraag
Deel A
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werken bij gezinnen met een hulpvraag
Deel A

Slide 1 - Tekstslide

De opdrachten in het boek gaan over de kraamzorg. Wat is kraamzorg?
A
Alle zorg die tijdens en na de bevalling word gegeven door een kraamverzorgster.
B
Iemand die bij je thuis komt schoon maken na de bevalling
C
Zorg voor kinderen die naar de opvang komen.
D
Zorg voor (gezonde) voeding voor de bevalling

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Noteer werkzaamheden
van een kraamzorg

Slide 4 - Woordweb

Welke werkzaamheden voer je uit als kraamverzorgende?
wel
niet
zwangere vrouwen begeleiden tijdens hun zwangerschap
kraamvrouw, baby en gezin helpen
assisteren tijdens thuisbevalling
echo's maken

Slide 5 - Sleepvraag

Taken kraamzorg
  • Assisteren bij de bevalling, apargscore
  • Controles van de kraamvrouw
  • Controles van de baby, temp, kleur, plas, reflexen
  • Voeding baby
  • Voeding kraamvrouw
  • Voorlichting, advies en instructie
  • Observatie mogelijke complicaties
  • Huishouden
  • Bezoek
  • Kraamtijd

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een kraamvrouw?
A
Een vrouw die zorgt voor een baby
B
Een vrouw die net bevallen is
C
Een vrouw die veel kinderen heeft
D
Een zwangere vrouw

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer spreekt men van een zuigeling?
A
tussen de 6 maand en 2 jaar
B
tussen de 1 maand en 1 jaar
C
tussen de 0 dagen en 4 weken
D
tussen 4 dagen en 10 dagen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noem je de twee openingen die je ziet op de afbeelding?
A
De schedelbeenderen
B
Kale plekken
C
De grote en kleine fontanel
D
Schedelgaten

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen subjectief en objectief?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

Is de volgende zin subjectief of objectief?
Nima heeft een gele trui aan.
A
objectief
B
subjectief

Slide 13 - Quizvraag

Martijn huilde vandaag 2 uur
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quizvraag

Mevrouw Cardoso is gevallen en ze heeft vermoedelijk een gebroken been.
A
Gevallen = objectief Gebroken been = subjectief
B
Objectief
C
Subjectief
D
Gevallen = subjectief Gebroken been = objectief

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 1 [2 punten]  
Zijn de volgende uitspraken objectief of subjectief?   
Sleep de uitspraken in het juiste vakje.
.   
objectief
subjectief
1. Boerenkool met worst is lekker
2. Ellen heeft haar bord leeggegeten.
3. Nederland is een prettig land om in te wonen. 
4. Strijken is makkelijk.  
5. Tien min acht is twee.  

Slide 16 - Sleepvraag

Rapporteren is....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 17 - Quizvraag

Wat is rapporteren?
A
Met een rapportcijfer aangeven hoe goed je iets vindt.
B
Objectief melden wat er gebeurd is
C
Opschrijven wat er gebeurd is en wat jouw mening daarover is.
D
Vragen van je leidinggevende beantwoorden.

Slide 18 - Quizvraag

Rapporteren 
= een ander woord voor verslagleggen, een verslag maken over je observaties (wat je gezien hebt)
OBJECTIEF!

Slide 19 - Tekstslide

Schriftelijk rapporteren
Je beschrijft hoe iets is gegaan. Waarom?
  • Om informatie over te dragen
  • Om problemen te kunnen signaleren
  • Om een overzicht/afspraken vast te leggen
  • Zodat iedereen kan lezen wat er is gebeurd
  • Zodat iedereen op de hoogte van afspraken en/of acties


Slide 20 - Tekstslide

Schrijf op wat je al weet over
privacy en beroepsgeheim

Slide 21 - Woordweb

Privacy en beroepsgeheim
Iedereen die in de zorg werkt heeft medisch beroepsgeheim (ook wel zwijgplicht).
Nooit zonder toestemming gegevens bespreken met anderen
Uitzonderingen: 
- Kinderen < 12 jaar / 12- 16 jaar in overleg met kind
- Besmettelijke ziekten -> GGD (Wet bestrijding infectieziekten)
- EPD (met toestemming van patiënt)

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor empathie?

Slide 23 - Open vraag

Wat is empathie/inlevingsvermogen?

A
Een emotie
B
Je kunnen verplaatsen in de gevoelens van een ander
C
Geen gevoelens hebben
D
Dat je altijd vrolijk bent.

Slide 24 - Quizvraag

Empathie

* inleven in de situatie van de ander

begrip tonen voor de gevoelens en de wensen van de ander

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Reflexen van een baby
Grijpreflex Een baby grijpt een vinger in zijn hand onmiddellijk stevig vast.
Stap/loopreflex Een baby die onder de oksels rechtop gehouden wordt, maakt met de voetjes bewegingen alsof hij een stap wil zetten.
Schrikreflex Bij een plotselinge beweging doet de baby de armen wijd open en sluit ze daarna weer langzaam.
Slikreflex Deze beweging kan je baby direct na zijn geboorte maken; zo kan hij zich meteen voeden met melk.
Zoekreflex Bij aanraking van de wang van de baby zoekt de baby de tepel
Zuigreflex Als de baby iets in zijn mond voelt, begint hij te zuigen.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe noem je de eerste ontlasting van een baby?
A
Magnesium
B
Medium
C
Meconium
D
Urine

Slide 28 - Quizvraag

Obstipatie
Verstopping van de darmen

Oorzaak: te weinig beweging, te weinig vezels en te weinig water

Verschijnselen: geen ontlasting, buikpijn

Behandeling: bewegen, veel water drinken, vezels eten

Slide 29 - Tekstslide

4

Slide 30 - Video

00:22
Hoeveel graden moet het badwater zijn?

Slide 31 - Open vraag

00:38
Wat is de juiste volgorde van het inzepen?
A
Gezicht, oren, haren, borst, buik hals, nek, rug, armen, benen, billetjes, geslachtsorgaantjes
B
Eerst de voorkant, daarna de achterkant
C
Gezicht, haren, oren, hals, nek, armen, borst, buik, rug, benen, geslachtsorgaantjes, billetjes
D
Van boven naar beneden

Slide 32 - Quizvraag

02:06
Waarom moet je de huidplooien van een baby goed droog maken?

Slide 33 - Open vraag

02:43
Waarom mag je de baby niet optillen via de beentjes?
A
Slecht voor de enkeltjes
B
Dan gaat de baby huilen
C
Dan val de baby van de commode
D
Slecht voor het heupgewricht

Slide 34 - Quizvraag

Een baby die net geboren is krijgt...
A
Fruithapje
B
Borstvoeding
C
Pudding
D
Suikerwater

Slide 35 - Quizvraag

Fles(kunst)voeding of borstvoeding?

Slide 36 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van borstvoeding

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Video

Hoelang kan een kindje het beste volgens jou borstvoeding krijgen?
Niet
De eerste 8 dagen (kraamtijd)
6 weken
3 maanden
6 maanden
1 jaar
1 jaar
3 jaar
4 jaar
zolang het kind het zelf wil

Slide 39 - Poll

Advies WHO
De Wereldgezondheidsorganisatie raadt moeders overal ter wereld aan om baby's in de eerste zes maanden van hun leven exclusief borstvoeding te geven om een optimale groei, ontwikkeling en gezondheid te waarborgen.
Daarna moet de baby geschikte vaste voeding krijgen en moet de moeder borstvoeding blijven geven tot de baby twee jaar of ouder is.

Slide 40 - Tekstslide

Kan een baby in de kinderopvang moedermelk krijgen, zonder dat de moeder erbij is?
A
Nee, de moeder is nodig om borstvoeding te geven
B
Nee, in een kinderdagverblijf krijgt de baby altijd kunstmatige melk
C
Ja, de moeder kan de gekolfde melk in een flesje meegeven
D
Ja, je kunt gewoon moedermelk kopen in de winkel

Slide 41 - Quizvraag


Welke adviezen zal een kraamverzorgende aan ouders meegeven om wiegendood te voorkomen?

Advies kraamverzorgende; minder kans op wiegendood
meer kans op wiegedood

Kleed de baby niet te warm.
Geef liever flessenmelk in plaats van borstvoeding.
Laat de baby liever op zijn rug slapen.
Drink niet te veel koffie tijdens de zwangerschap.
Gebruik een dekbedje.
roken/ alcohol drinken
Laat de baby op zijn/ haar buik slapen

Slide 42 - Sleepvraag

In welke volgorde verloopt de taalontwikkeling van baby's? Begin bij de fase die als eerst komt. 
Brabbelen 
Eénwoord-zinnen
Huilen
Imiteren
Volledige zinnetjes
1
2
3
4
5

Slide 43 - Sleepvraag

Als een baby begint te brabbelen ( taalontwikkeling) is dit onder van de...
A
Geestelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling
C
sociale ontwikkeling
D
lichamelijke ontwikkeling

Slide 44 - Quizvraag

Taalontwikkeling
  • 0 - 6 weken: huilen
  • 6 - 24 weken: klanken
  • vanaf 6 mnd: gebrabbel
  • vanaf 8 mnd; begrijpen verband eigen gedrag > reactie 
  • vanaf 12 mnd: woorden
  • vanaf 18 mnd: twee-woordzinnen
  • vanaf 24 mnd: kleine zinnen

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Een baby leert door imitatie....
Wat is imiteren/imitatie?
A
Nadoen
B
Voordoen
C
Grapjes maken
D
Veel praten

Slide 47 - Quizvraag

Chantal komt werken
https://www.videoland.com/player/78278/chantal-komt-werken-2-03/500007

Slide 48 - Tekstslide