Ned_2h_Week7_les1

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik  
Stillezen
Samen aan de slag (invulopdracht)
Zelfstandig aan de slag 
Evalueren 
Vooruitblik
Kahoot! F






Slide 2 - Tekstslide

stillezen 20 min
timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

Let op: gebruik je eigen naam met het inloggen in LessonUp voor de registratie in magister. 

Slide 4 - Tekstslide


Vorige les
Engelse leenwoorden (spelling)

Werkhouding vorige les
Hoe ging deze les? 
Wat kan beter?



Slide 5 - Tekstslide

Inhoud lessen deze week
Herhalen lezen H1, H2 en H3

Oefentoets lezen

Bespreken oefentoets lezen

Herhalen schooltaalwoorden


Slide 6 - Tekstslide

Doel


  • Je beheerst de theorie voor de oefentoets (laatste uur)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 8 - Open vraag

Antwoord
Lees de tekst oriënterend om het onderwerp te zoeken. Dat wil zeggen: je leest de eerste alinea. Alinea's zijn de genummerde stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Bekijk de tekst:
1) Kijk naar de titel
2) Kijk naar de illustraties (plaatjes/schema's, foto's)
3) Kijk naar de tussenkopjes (titels van de tekstgedeeltes)
4) Let op andersgedrukte woorden (dik, vet, cursief)

Lees de eerste alinea (soms vetgedrukt)
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat de tekst?
 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een deelonderwerp?

Slide 10 - Open vraag

Antwoord
In het middenstuk staat de meeste gedeelte van het onderwerp. De verschillende kanten van het onderwerp kunnen hier belicht worden. Dit noemen we deelonderwerpen.

Bij bijvoorbeeld een tekst over de internationale keuken past hier de deelonderwerpen: Italiaanse keuken, Griekse keuken, Spaanse keuken, Franse keuken etc.

Soms is 1 alinea één deelonderwerp, soms bestaan 2 alinea's uit één deelonderwerp.
Een tussenkopje (titel boven een alinea) kan een deelonderwerp aanduiden.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist?
In de inleiding..
A
wordt de hoofdgedachte weergegeven.
B
wordt het onderwerp geïntroduceerd. Vaak met een voorbeeld, anekdote of bijzondere situatie. De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
In het slot vind je de..
A
conclusie of een korte samenvatting, in nieuwberichten ontbreekt vaak het slot
B
conclusie, een tekst bevat altijd een slot

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
De hoofdgedachte van een tekst:
A
is één of meerdere zinnen die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt
B
is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: nadat, terwijl, intussen, nu, eerst
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Bij een advertentie wilt de schrijver je informeren.
B
Bij een gebruiksaanwijzing wilt de schrijver je informeren.
C
Bij een strip wilt de schrijver je activeren.
D
Allemaal juist

Slide 17 - Quizvraag

Welk doel of doelen heeft de schrijver met een illustratie bij zijn of haar tekst?

Slide 18 - Open vraag

Antwoord
  1. Tekst verfraaien
  2. Aandacht trekken 
  3. Informatie uit de tekst verduidelijken
  4. Informatie uit de tekst aanvullen

Slide 19 - Tekstslide

Theorie bladzijde 12, 42 en 72
Theorie bladzijde 236, 237 (de brug)

Slide 20 - Tekstslide

1 Het pasgeboren baby’tje droeg een klein zilveren kettinkje.
2 De coach vond het fascinerend hoe de spelers het conflict zelf oplosten.
3 De student filosofie moet een artikel over ethiek schrijven, maar hij heeft de neiging om het steeds uit te stellen.
4 Je moet tijdens de pauze niet gaan roddelen om een amicale indruk te maken.
5 Het medisch experiment mislukte en ruïneerde Maria’s sportcarrière.
6 Zagen jullie gisteren ook die Engelse documentaire over de vulkaanuitbarsting?

Wat ga je doen?
Je bekijkt of je de theorie snapt (bladzijde 12, 42 en 72)
Let op: je bekijkt ook de theorie op bladzijde 236, 237 van 
de Brug lezen.

Je werkt zelfstandig aan de zelfgekozen opdrachten.
Kijk in de studiewijzer welke opdrachten je nog moet maken.

Leer alvast:
Schooltaalwoord F (straks, 10 min voor het einde van de les Kahoot!)

Thymon, svp om 13.25 uur de oefentoets lezen ophalen








timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Hoe ging de invulopdracht?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 22 - Tekstslide

Wat gaan we de volgende les doen?
Oefentoets lezen


Wat moet er volgende week mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek en je mobiele telefoon (LessonUp)




Slide 23 - Tekstslide

Weten we het nog?
Schooltaalwoord F

Slide 24 - Tekstslide

Let op: gebruik je eigen naam met het inloggen in Kahoot! voor de registratie in magister.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide