11.6 Cellen en chromosomen


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 1 - Quizvraag

Slide 2 - Tekstslide

Mitose of gewone celdeling
  • Er wordt een exacte kopie van alle chromosomen gemaakt  (deze cellen zijn diploïd)
  • Hierbij gaat een cel zichzelf delen 

Slide 3 - Tekstslide

Meiose of reductiedeling
  • Vindt plaats in de eierstokken of teelballen 
  • Hieruit ontstaan de geslachtscellen (zaadcel of eicel) 
  • Elke geslachtscel heeft de helft van het aantal chromosomen dus 23 in totaal (dit noem je haploïd)
23 chromosomen + 23 chromosomen = 46

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Er vindt celdeling plaats om spiercellen te maken. Is dit mitose of meiose
A
Mitose
B
Meiose

Slide 7 - Quizvraag

Er vindt celdeling plaats om zaadcellen te maken. Is dit mitose of meiose
A
Mitose
B
Meiose

Slide 8 - Quizvraag

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 9 - Quizvraag

Na de bevruchting vindt in de bevruchte eicel celdeling plaats. Is dit mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose

Slide 10 - Quizvraag