H2.3 tekstdoelen en tekstsoorten

H2.3 Lezen doelen: je leert
  • tekstdoel en tekstsoort herkennen;
  • Je weet verschil tussen objectieve en subjectieve informatie
  • informatieve teksten lezen;
  • vaststellen of informatie objectief is;
  • internettekst

Tijd: 2 x lesuur          Open je werkboek  op blz 108 

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2.3 Lezen doelen: je leert
  • tekstdoel en tekstsoort herkennen;
  • Je weet verschil tussen objectieve en subjectieve informatie
  • informatieve teksten lezen;
  • vaststellen of informatie objectief is;
  • internettekst

Tijd: 2 x lesuur          Open je werkboek  op blz 108 

Slide 1 - Tekstslide

Tekstdoelen en tekstsoorten
Een schrijver heeft altijd een doel als hij een tekst schrijft. 
Dit doel hangt samen met de tekstsoort die hij kiest.
- dan kan je het juiste antwoord geven als je vragen krijgt over een tekstdoel en tekstsoort met de toets of het examen
- dan weet je wat voor taal je moet gebruiken als je zelf een tekstsoort moet schrijven met de toets of het examen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Voor je plezier
Om informatie te verkrijgen
Vertelt hoe je iets moet doen
Om je over te halen iets te doen
Amuserende teksten
Informatieve teksten
Instructies
Overhalende teksten

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Video

Wat voor soort tekst is een hoofdstuk uit een schoolboek?
A
informatief
B
instruerend
C
overtuigend
D
activerend

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een recept in een kookboek?
A
informerend
B
overtuigend
C
instruerend
D
amuserend

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een artikel op de voorpagina van een krant?
A
informerend
B
instruerend
C
overtuigend

Slide 8 - Quizvraag

wat voor soort tekst is een advertentie voor de nieuwste Iphone?
A
informatief
B
instruerend
C
overtuigend
D
overhalend

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een artikel op de opiniepagina van een krant?
A
informerend
B
instruerend
C
overtuigend

Slide 10 - Quizvraag

Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 11 - Sleepvraag

Kenmerken van een informatieve tekstsoort
Doel: informeren
1. Er staan vrijwel uitsluitend feiten in
2. Als er een mening wordt gegeven, is die niet van de schrijver zelf.

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van een instructieve tekstsoort
Doel: instrueren
-er wordt vaak gebruik gemaakt van gebiedende wijs
-er wordt vaak gebruik gemaakt van opsommingstekens
-er staan vaak plaatjes bij die de tekst verduidelijken

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van een betogende tekstsoort.
Doel: overtuigende 
1. In de inleiding geeft de schrijver zijn mening, in de vorm van een standpunt.
2. In de kern geeft de schrijver argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van een betogende tekstsoort 
Doel: activeren/overhalen
Activerende teksten hebben als doel om de lezer aan te zetten tot actie: hij/zij moet iets gaan doen!
- Opvallende woorden/teksten
- Vaak (grote) afbeeldingen
- 'Lokkertjes"

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken van een betogende tekstsoort.
Doel: activeren/overhalen
Activerende teksten hebben als doel om de lezer aan te zetten tot actie: hij/zij moet iets gaan doen!
- Opvallende woorden/teksten
- Vaak (grote) afbeeldingen
- 'Lokkertjes"

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn informatieve teksten?
  • Nieuwsberichten: tekst uit de krant over een actuele gebeurtenis.
  • Uiteenzetting: tekst waarin wordt gegeven over een onderwerp bv een onderzoek dat is gedaan of over oorzaken en gevolgen van een probleem.
  • Interviewverslag: tekst waarin verslag wordt gedaan van een vraaggesprek.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe beoordeel je internetteksten 
op bruikbaarheid?
1. Geeft de tekst antwoord op de vraag die je hebt?

2. Komt het doel van de tekst overeen met jouw  doel?

3. Is de tekst begrijpelijk?

Slide 18 - Tekstslide

Objectieve informatie
Is informatie waarin de mening van de schrijver geen rol speelt. Hij is neutraal en presenteert alleen feiten. 

Slide 19 - Tekstslide

Noem een voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Let op!
Schrijvers die willen overtuigen, proberen soms hun mening zo te geven dat het een feit lijkt. Let dus altijd goed op bij het lezen!

Slide 22 - Tekstslide

Als laatste:
Soms lopen tekstdoelen in elkaar over. Een overtuigende tekst kan ook informatief zijn. In een handleiding zit ook informatie. En in een informatieve tekst zitten ook meningen, al zijn die niet van de schrijver zelf.  

Slide 23 - Tekstslide

Infographic
Combinatie van tekst en beeld

Slide 24 - Tekstslide

Infographic
Combinatie van tekst en beeld

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten H2.3 

 H2.3  we maken samen: 
  1. Lees tekst op blz. 107 en maak 3.                               5 minuten
  2. Lees tekst  op blz. 108 en maak 5 en 6                   10 minuten
  3. Lees tekst op blz.  110 en maak 7 t/m 9                   10 minuten
  4.  Lees tekst op blz. 112 en maak 10 t/m 12                20 minuten
  5.  Lees tekst blz. 118 en maak 13 t/m 22                      20 minuten 

Slide 27 - Tekstslide