Wat weet je al? H.4 NOVA 1/2A vmbo-kgt

PILOT HOOFDSTUK

WAT
WEET
JE AL?

WAT
WEET
JE AL?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

PILOT HOOFDSTUK

WAT
WEET
JE AL?

WAT
WEET
JE AL?

Slide 1 - Tekstslide

Stef verbindt een batterij en
een lampje met één snoer.
Kruis de juiste bewering aan.
A
Het lampje brandt, want het snoer vervoert de elektrische energie naar het lampje
B
Het lampje brandt, want de batterij is een spanningsbron.
C
Het lampje brandt niet, want de stroomkring is niet gesloten.
D
Het lampje brandt niet, want de schakelaar ontbreekt.

Slide 2 - Quizvraag

Een elektrische stroom loopt door een gesloten stroomkring die bestaat uit een lampje, twee snoeren en een batterij.
Vul de juiste woorden in.
De elektrische stroom loopt van
 door een snoer naar
 en weer terug naar

de batterij
het lampje
de batterij
het lampje

Slide 3 - Sleepvraag

Een stroomkring bestaat minstens
uit drie onderdelen.
Welke drie onderdelen zijn zeker nodig
voor een werkende stroomkring?
A
apparaat, batterij, schakelaar
B
apparaat, batterij, elektriciteitssnoeren
C
batterij, schakelaar, elektriciteitssnoeren
D
apparaat, schakelaar, elektriciteitssnoeren

Slide 4 - Quizvraag

Aan een lampje zit één elektriciteitssnoer
dat verbonden is met een volle batterij.
Wat moet je doen om het lampje te laten branden?
A
Er moet een extra elektriciteitssnoer worden verbonden tussen het lampje en de batterij.
B
er moet een extra batterij aan worden gekoppeld.
C
Het elektriciteitssnoer moet er worden uitgehaald, het lampje moet direct vastzitten aan de batterij.

Slide 5 - Quizvraag

Tess wil een lamp laten branden.
Vul de juiste woorden in.
Voor een gesloten stroomkring heeft Tess ...1... draden nodig.
De snoeren vervoeren de elektrische energie die geleverd wordt door
de ...2... naar de ...3... .

Slide 6 - Open vraag

Je wilt een lamp laten branden en
maakt een stroomkring.
Welke drie onderdelen zijn nodig voor
een werkende stroomkring?
A
lamp, lege batterij, schakelaar
B
volle batterij, schakelaar, snoeren
C
volle batterij, snoeren, lamp
D
lamp, volle batterij, schakelaar

Slide 7 - Quizvraag

Welke uitspraken zijn waar?
Er zijn meer antwoorden goed!
A
Lucht is een goede geleider.
B
Kunststoffen zijn isolatoren.
C
een schakelaar verbreekt de geleidende verbinding in een stroomkring.
D
Lading stroomt even gemakkelijk door alle metalen heen.

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraken zijn waar?
Er zijn meer antwoorden goed!
A
Sommige metalen zijn betere geleiders dan andere.
B
Stoffen waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen, heten isolatoren.
C
lucht is een slechte geleider.
D
Koolstof is een geleider, al is het dan geen metaal.

Slide 9 - Quizvraag

Hieronder staan 8 stoffen.
Sleep de geleiders naar het juiste vak.
GELEIDERS
aluminium
glas
koolstof
koper
PVC
rubber
staal
hout

Slide 10 - Sleepvraag

Hieronder staan 8 stoffen.
Sleep de isolatoren naar het juiste vak.
ISOLATOREN
goud
ijzer
lucht
papier
plastic
zink
kwik
hout

Slide 11 - Sleepvraag

Je ziet twee manieren om de stroomsterkte te meten. De stroom loopt van plus naar min.
Welke bewering is waar?
A
Beide meters zullen dezelfde stroomsterkte aangeven.
B
De meter in de linker stroomkring zal de laagste stroomsterkte aangeven.
C
De meter in de rechter stroomkring zal de laagste stroomsterkte aangeven.

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste woorden in.
De grootheid die aangeeft hoeveel lading er in één seconde
op een bepaalde plek in de stroomkring voorbijkomt, heet de ...1... .
Deze wordt uitgedrukt in de eenheid ...2... .
Deze meet je met een ...3... .

Slide 13 - Open vraag

Vul in:
0,125 A = ........ mA

Slide 14 - Open vraag

Vul in:
14 mA = ........ A

Slide 15 - Open vraag

Vul in:
0,078 A = ........ mA

Slide 16 - Open vraag

Vul in:
300 mA = ........ A

Slide 17 - Open vraag

Vul in:
0,0082 A = ........ mA

Slide 18 - Open vraag

Naomi heeft een stroommeter met drie meetbereiken:
0-50 mA, 0-500 mA en 0-5 A.
De stroomsterkte die ze wil meten, ligt tussen 80 en 120 mA.
Welk meetbereik kan ze daarvoor het beste gebruiken?
A
0-50 mA
B
0-500 mA
C
0-5 A

Slide 19 - Quizvraag

Je ziet twee manieren om de stroomsterkte te meten.
Welke bewering is waar?
A
De stroom loopt van plus naar min, dus na het lampje is de stroom op. De stroommeter in de linker stroomkring zal 0A aangeven.
B
De stroomsterkte is overal in de stroomkring even groot. De beide stroommeters zullen dezelfde stroomsterkte aangeven.

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste woorden in.
Een ampèremeter meet de ...1... .
Een ampèremeter is een andere naam voor een ...2... .

Slide 21 - Open vraag

Vul in:
0,375 A = ........ mA

Slide 22 - Open vraag

Vul in:
56 mA = ........ A

Slide 23 - Open vraag

Vul in:
0,083 A = ........ mA

Slide 24 - Open vraag

Vul in:
2500 mA = ........ A

Slide 25 - Open vraag

Vul in:
0,0017 A = ........ mA

Slide 26 - Open vraag

Naomi heeft een stroommeter met drie meetbereiken:
0-50 mA, 0-500 mA en 0-5 A.
De stroomsterkte die ze wil meten,
ligt tussen 350 en 1250 mA.
Welk meetbereik kan ze daarvoor het beste gebruiken?
A
0-50 mA
B
0-500 mA
C
0-5 A

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste woorden in.
De lading die door een snoer in een stroomkring stroomt, kun je ...1... zien bewegen.
Als de stroomkring onderbroken wordt, is de lading ...2... .

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste woorden in.
De lading die door een snoer in een stroomkring stroomt, kun je vergelijken met het bewegen van ...1... .
In allebei zie je ...2... bewegen.
Je kunt in beide gevallen ...3... de uitwerking zien.

Slide 29 - Open vraag

EINDE  van  Wat weet je al?
Na de les kijkt je leraar jouw antwoorden na.
Daarna kan je de vragen nog eens inzien,
om jezelf te verbeteren.

Slide 30 - Tekstslide