PP - les 1 Introductie

Persoonlijk profileren - een examenvak
Introductie vak Persoonlijk Profileren met lesmethode Juridische beroepsvorming
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
PersoneelsbeleidMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Persoonlijk profileren - een examenvak
Introductie vak Persoonlijk Profileren met lesmethode Juridische beroepsvorming

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma

Quiz met 5 vragen

Introductie over het beroep - tekst & filmpje

Open vraag: wat weet je al?

De lesmethode Juridische beroepsvorming: de inhoud

Brief schrijven

Einde

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je altijd nodig bij dit vak?
Boek Juridische beroepsvorming
Laptop

Slide 3 - Tekstslide

Als je een les gemist hebt?
Kijk in Teams, bekijk de les in LessonUp en maak de opdracht (staat ook altijd in Teams).
Raak niet achter!

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet jij van rechtspraak?
Neem deel aan de quiz van 5 vragen

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel rechtszaken worden er jaarlijks in Nederland gehouden?
A
1,7 miljoen
B
500.000
C
5 miljoen

Slide 6 - Quizvraag

Een uitspraak van de rechter is altijd...
A
Eerlijk en betrouwbaar
B
Onpersoonlijk en betrouwbaar
C
Onpartijdig en onafhankelijk

Slide 7 - Quizvraag

Welke zaken worden er op Het Gerechtshof behandeld?
A
Alle zaken in Hoger Beroep
B
Belastingrecht
C
Strafrecht

Slide 8 - Quizvraag

Waarom dragers rechters, officieren van justitie en advocaten een toga?
A
Omdat ze geen andere bedrijfskleding hebben!
B
Een toga is niet persoonlijk, het gaat om het ambt.
C
Zo doen ze het in Engeland ook.

Slide 9 - Quizvraag

Stel, je rijdt door rood en betaalt je boete niet... Bij welke rechter kom je terecht?
A
Bij de kantonrechter
B
Bij de rechter-commissaris
C
Bij de verkeersrechter

Slide 10 - Quizvraag

Open vraag:
Welke vaardigheden heb je nodig als juridisch-administratief medewerker?

Slide 11 - Open vraag

Wat is de inhoud van dit vak?
  • professioneel handelen in beroepssituaties in een juridische omgeving;
  • welke kennis en vaardigheden zijn er nodig;
  • professionele beroepshouding;
  • communicatie in een juridisch beroep;
  • juridisch Nederlands

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de inhoud van dit vak?
  • professioneel handelen in beroepssituaties in een juridische omgeving;
  • welke kennis en vaardigheden zijn er nodig;
  • professionele beroepshouding;
  • communicatie in een juridisch beroep;
  • juridisch Nederlands

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

De medewerker is administratief en juridisch vaardig en stelt zich klantgericht en zakelijk op. Hij moet in staat zijn om zijn eigen werk te organiseren. Het is verder belangrijk dat de medewerker ‘organisatiesensitief’ is; dat hij begrijpt in welke context zijn organisatie opereert. Bij een overheidsorganisatie moet de medewerker beschikken over politiek-bestuurlijke sensitiviteit, bij een commerciële organisatie moet de medewerker begrijpen dat er winst en omzet moet worden gemaakt om te kunnen voortbestaan. Hij moet inzicht hebben in bedrijfsprocessen en procesmatig kunnen denken en handelen, aangezien dat in toenemende mate van belang is in organisaties. Het werken bij (juridische) organisaties / afdelingen impliceert dat de medewerker zich moet houden aan neutraliteit en absolute geheimhoudingsplicht. Hij is zich te allen tijde bewust van de vertrouwelijkheid van de informatie waarmee hij omgaat. Hij moet integer zijn. De medewerker is verder onderzoekend van aard, pro-actief en communicatief vaardig. Hij is assertief genoeg om de klant op mogelijkheden en onmogelijkheden te wijzen. De medewerker moet een kritische houding hebben, procedureel kunnen denken, de samenhang tussen activiteiten bewaken, efficiënt werken, logisch kunnen nadenken, gevoel voor cijfers hebben en nauwkeurig en geconcentreerd kunnen werken. Tevens dient de medewerker, als (dossier)werkzaamheden zich tegelijkertijd aandienen, zijn concentratie en nauwkeurigheid te behouden, prioriteiten te stellen, overzicht te bewaren en ordelijk te zijn. Veranderingen in wet- en regelgeving volgen elkaar (steeds) snel(ler) op; de medewerker maakt zich snel nieuwe kennis eigen en beschikt over een flexibele houding.

Slide 15 - Tekstslide

De medewerker is administratief en juridisch vaardig en stelt zich klantgericht en zakelijk op. Hij moet in staat zijn om zijn eigen werk te organiseren. Het is verder belangrijk dat de medewerker ‘organisatiesensitief’ is; dat hij begrijpt in welke context zijn organisatie opereert. Bij een overheidsorganisatie moet de medewerker beschikken over politiek-bestuurlijke sensitiviteit, bij een commerciële organisatie moet de medewerker begrijpen dat er winst en omzet moet worden gemaakt om te kunnen voortbestaan. Hij moet inzicht hebben in bedrijfsprocessen en procesmatig kunnen denken en handelen, aangezien dat in toenemende mate van belang is in organisaties. Het werken bij (juridische) organisaties / afdelingen impliceert dat de medewerker zich moet houden aan neutraliteit en absolute geheimhoudingsplicht. Hij is zich te allen tijde bewust van de vertrouwelijkheid van de informatie waarmee hij omgaat. Hij moet integer zijn. De medewerker is verder onderzoekend van aard, pro-actief en communicatief vaardig. Hij is assertief genoeg om de klant op mogelijkheden en onmogelijkheden te wijzen. De medewerker moet een kritische houding hebben, procedureel kunnen denken, de samenhang tussen activiteiten bewaken, efficiënt werken, logisch kunnen nadenken, gevoel voor cijfers hebben en nauwkeurig en geconcentreerd kunnen werken. Tevens dient de medewerker, als (dossier)werkzaamheden zich tegelijkertijd aandienen, zijn concentratie en nauwkeurigheid te behouden, prioriteiten te stellen, overzicht te bewaren en ordelijk te zijn. Veranderingen in wet- en regelgeving volgen elkaar (steeds) snel(ler) op; de medewerker maakt zich snel nieuwe kennis eigen en beschikt over een flexibele houding.

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf een brief

Onderwerp: waarom heb je voor deze opleiding/beroep gekozen?


Upload de brief in Teams, bij Opdracht 1 - Brief

Slide 17 - Tekstslide

Je mag de volgende vragen gebruiken (ter inspiratie):

Wat is jouw 'klik' met wetten en regels?

Hoe wil je anderen of de overheid helpen?

Heb je al eerder iets met recht/wetten te maken gehad?

Wie is jouw inspirator en waarom?

Bij welke organisatie wil je graag stagelopen?

Weet je al welke richting je wil kiezen? JAD/HRM

Wat zijn je plannen na deze opleiding?

Slide 18 - Tekstslide

Einde les

Wat heb je geleerd?



Acties:

Brief inleveren

Hfd 1 lezen en vragen maken



Slide 19 - Tekstslide