week 13 - les 1

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesstof voor de toets op 6 april

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je weet de kenmerken en de functie van ww in een zin.
  • Je kunt bepalen welke werkwoordsvorm het is.
  • Je weet de juiste spellingregels toe te passen.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom moet ik werkwoordsvormen kunnen herkennen?

  • Je weet dan welke spellingregels je moet toepassen
  • Iedere werkwoordsvorm heeft zijn eigen 'rol' in de zin.

Slide 4 - Tekstslide

Je kent nu 4 werkwoordsvormen
  • Persoonsvorm (tt of vt)    PV
  • Infinitief (hele werkwoord)  INF.
  • Voltooid deelwoord   VD
  • onvoltooid deelwoord  OD

Slide 5 - Tekstslide

Alle werkwoordsvormen 
Persoonsvorm

Voltooid deelwoord 
Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Gebiedende wijs 

Bijvoeglijk naamwoord 


PV

VD
OD

INF

GW

BN

Slide 6 - Tekstslide

 PV
Functie
  • past zich aan aan het onderwerp 
  • geeft aan in welke tijd de zin staat

Spelling
  • regels tt
  • regels vt

Slide 7 - Tekstslide

Er (kleven, vt) nogal wat nadelen aan Huibs plan.
Welke werkwoordsvorm?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
onvoltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quizvraag

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
pv-tt
B
vd
C
pv-vt
D
bn

Slide 10 - Quizvraag

Infinitief
Functie
  • staat los van getal, tijd, persoon 
  • trefwoord in woordenboek (woordenboekvorm)
Spelling
  • Hele werkwoord
  • -en, -n

Slide 11 - Tekstslide

De leerlingen mochten aan het einde van de les hun spullen (inpakken).
Welke werkwoordsvorm?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Quizvraag

We kunnen het vanaf hier goed (zien).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
onvoltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

 Voltooid deelwoord
Functie
  • geeft aan dat de handeling/toestand voltooid  is. 
  • Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
Spelling
  • -d  of -t              (zw. ww)
  • -en                (sterke ww)
  • bij twijfel: verleng het woord

Slide 14 - Tekstslide

Is je broer al naar zijn studentenkamer in Amsterdam (vertrekken)?
Welke werkwoordsvorm?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Quizvraag

De pizza was helemaal (verbranden).
Welke werkwoordsvorm?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
onvoltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Onvoltooid deelwoord

                            Functie

  • Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.
  • De handeling is aan de gang.


                          Spelling

  • Hele werkwoord + een d

Kwijlend nam ik een hap van mijn Big Mac. 

Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 17 - Tekstslide