Betalen, sparen en lenen (2.1 en 2.2)

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Geld, ruilen en betalen

Slide 2 - Woordweb

Hoe noemen we deze vorm van geld?

Slide 3 - Open vraag

Geld op je bankrekening noem je ……….. geld. Dit geld is niet tastbaar.

Slide 4 - Open vraag

Je oude saldo is €200. Je ontvangt €10 en betaalt €5,-. Wat is je nieuwe saldo?

Slide 5 - Open vraag

Saldo
Directe ruil
Elektronisch betalen
Indirecte ruil
Geld gebruiken bij ruil
Betalen via internet of telefoon
Het bedrag wat nu op je rekening staat
Ruilen zonder geld

Slide 6 - Sleepvraag

Sparen

Slide 7 - Tekstslide

Waarvoor spaar jij?

Slide 8 - Woordweb

Spaardoelen: wat is de reden dat je gaat sparen?

Je spaart voor een doel, bijvoorbeeld een vakantie.
Je spaart uit voorzorg, zodat je voorbereid bent op onvoorziene uitgaven. 
Je spaart voor de rente
Noteer dit in je schrift

Slide 9 - Tekstslide

Rente: beloning voor je spaargeld

Als je geld op een spaarrekening zet, krijg je rente. Rente is een vergoeding van de bank. Zo wordt je spaarbedrag elk jaar iets hoger. De bank gebruikt jouw geld om aan anderen uit te lenen. Daar verdient de bank geld mee en daarom ontvang jij rente. 
Noteer dit in je schrift

Slide 10 - Tekstslide

Rekenen met rente
Rente over spaargeld wordt berekend in procenten per jaar. Hoe bereken je de dan het rentebedrag per jaar?

Rentebedrag per jaar = spaarbedrag: 100 x percentage
Noteer dit in je schrift

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld rentebedrag uitrekenen

Je hebt een spaarrekening van €300. Je krijgt 1,3 % rente per jaar. Bereken het rentebedrag per jaar.

Uitwerking
300: 100 x 1,3 = €3,90. 
Noteer dit in je schrift

Slide 12 - Tekstslide

Ik heb €150 spaargeld, de rente is 2,3 %. Bereken het rentebedrag.

Slide 13 - Open vraag

Ik heb €45.000 spaargeld. De rente is 2,6 %. Bereken het rentebedrag.

Slide 14 - Open vraag

En nu.. aan het werk!
Opdracht 13 t/m 22 van paragraaf 2.2

Slide 15 - Tekstslide