Week 5 Standpunten en argumenten - deel 2

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda

We halen op wat meningen, feiten en argumenten zijn. (ca 10 min)

We lezen een tekst, nadat we twee filmpjes hebben gezien en maakt de vragen erbij. (ca 40) min

Check Numo: hoe gaat dat? (ca 20 min) 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Aan het einde van de les 

Heb je opgehaald wat een argument is en wanneer een argument sterk is of niet

Herken je meningen en feiten in een stuk tekst 


Slide 3 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      
Deze periode 


Sollicitatiebrief 

Maatschappelijk mondeling
Debat over een door ons gegeven onderwerp, dat jij vooraf gaat onderzoeken en voorbereiden
Hst 19/20 Kern
Lessonups
Instructies op Teams
Lees- en schrijfvaardigheid 
Proefwerk van 120 minuten 
Kern hst 2, 14, 15, 27, 28, 53, 54
Numo 
Formuleren naar 2F (>50%) 
Sollicitatiebrief 
CV van maatschappijkunde
Sturen naar mentor 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test jezelf in stilte
Schrijf de begrippen op in je schrift. Schrijf achter ieder begrip een korte uitleg. Je mag je aantekeningen van vorige les erbij pakken

1. standpunt
2. argument
3. feitelijk
4. signaalwoord
5. AUB

timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenten
In een debat ondersteunen mensen hun standpunt met argumenten. 
Een argument is een uitleg waarom iemand iets vindt.
Argumenten worden vaak aangegeven met één van deze woorden (signaalwoorden):

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddel = AUB
Een argument wordt sterker als je het goed kunt uitleggen.

A (argument) + U (uitleg) + B (bijvoorbeeld)


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld AUB
Stelling: Iedere school moet een politieagent krijgen.

A: ‘Want een agent op school zorgt voor meer veiligheid.’
U: ‘Een agent kan gelijk ingrijpen als er iets op school gebeurt. Ook zullen leerlingen minder snel strafbare dingen doen, omdat ze weten dat ze betrapt kunnen worden. Dat is goed, want het is belangrijk dat school veilig is zodat iedereen zich prettig voelt en goed kan leren.’
B: ‘Als er op school een telefoon gestolen wordt, kan een agent gelijk uitzoeken wie dit heeft gedaan. Dan gaat niet iedereen elkaar vals beschuldigen. Dat helpt om te zorgen voor een veilige sfeer op school.'

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een argument een sterk argument?

Argumenten zijn feitelijk = je kunt ze testen of toetsen
Je kunt bronnen noemen 
Ze zijn lastig te weerleggen 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een argument een zwak argument?

Argumenten zijn niet-feitelijk (gevoel, mening etc.)
Je kunt geen bronnen of ander bewijs geven
Ze zijn heel makkelijk te weerleggen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Werkblad 
We lezen samen telkens een stukje 
Vervolgens vul je het werkblad in

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Je vult je mening in
Wel flexibel = 5 weken vakantie + 5 snipperdagen

Niet flexibel = 6 weken zomervakantie 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je gewerkt? 

Numo tot 2,5 uur? 
Nu nog even aan de slag 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als het goed is, weet je nu ...
wat een argument is en wanneer een argument sterk is of niet



heb je uit een stuk tekst een mening en argumenten gehaald

Slide 17 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.      

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek en schrijf op in je schrift 
Onderwerp
Hoofdgedachte
Standpunt
Argument 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp 

Onderwerp =  waar een tekst over gaat

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdgedachte
  • Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd is de hoofdgedachte.

  • een hele zin, maar geen vraagzin!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt + argumenten
In een debat ondersteunen mensen hun standpunt met argumenten. Een standpunt is je mening.

Een argument is een uitleg waarom iemand iets vindt.
Argumenten worden vaak aangegeven met één van deze woorden (signaalwoorden):

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies