3.4 bedrijvende en lijdende vorm en de door bepaling

Grammatica 3.4 bedrijvende en lijdende vorm en de door bepaling
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica 3.4 bedrijvende en lijdende vorm en de door bepaling
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leg ik uit
Waar je het document kunt vinden met de opdrachten.
Hoe je de opdrachten gaat maken.
Wanneer je het af moet hebben.

de theorie die je daarvoor nodig hebt

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak ik de opdrachten?
Vanaf nu maak je de opdrachten niet (meer) in je schrift of werkboek, maar ga je digitaal, (dus op je I-Pad, of laptop of computer)de opdrachten maken. 

Geef zo duidelijk en uitgebreid mogelijk antwoord.

In studiewijzer zit je doelenkaart voor 3.3/3.4/3.5,de meesten hebben deze vorige week ook op papier gekregen, gebruik deze goed, zo weet je wat je nog lastig vindt en kun je mij ook de goede vragen stellen.
Er is een vast moment om vragen te stellen via een livestream en je mag mij mailen.

Slide 3 - Tekstslide

Waar vind ik de lessen van deze week?
  • In magister in je weekrooster, bij de eerste les Nederlands van de week.
  • En in magister in het kopje studiewijzers ( daar staat een document met de weektaak/ doelenkaart zoals ook in je magister rooster staat)
  • Je doelenkaart heb je nu nog op papier, ik zet deze dus ook in studiewijzer

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer heb ik de opdrachten af?
Aan het eind van de week, dus uiterlijk op vrijdag 27 maart heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning voor de hele week.

Ik kan dat ook digitaal zien, je hoeft deze week niets toe te sturen van het huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg van de theorie 3.4
Lees goed de doelen in deze les en op je doelenkaart.

Je kunt de theorie ook vinden in je lesboek en op je I-Pad bij 3.4 grammatica.

Let op er zijn twee lessen in lesson up met de uitleg van 3.4.

Slide 6 - Tekstslide

Doel
Ik weet wat een lijdende zin is

Ik weet wat een bedrijvende zin is

Ik kan een een zin omzetten in een lijdende of bedrijvende vorm

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een actieve zin en een passieve zin? Of wat is het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende zin?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

even oefenen
Jara laat de hond uit.

Wat is het onderwerp?

Het antwoord staat in de volgende slide

Slide 10 - Tekstslide

Jara laat de hond uit
Het onderwerp is: Jara
Jara doet iets:   ze laat de hond uit

Als het onderwerp de handeling verricht van het werkwoordelijk gezegde dan noem je de zin bedrijvend of actief

Slide 11 - Tekstslide

even oefenen
De hond wordt door Jara uitgelaten.
Wat is het onderwerp?

Slide 12 - Tekstslide

De hond wordt door Jara uitgelaten.

het onderwerp is: de hond


Het onderwerp ondergaat de handeling (het uitlaten).


Als het ONDERWERP de handeling ondergaat, noemen we de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 13 - Tekstslide

Omzetten van een bedrijvende zin naar een lijdend zin, hoe doe je dat?
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door. = een doorbepaling
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.

Slide 14 - Tekstslide

wat is een doorbepaling
bijwoordelijke bepaling in een passieve zin. 

Het gebeurt dus door iemand of door iets
Voorbeeld: de hond wordt uigelaten door Jara

Ik loop door de deur is dus geen door bepaling, de deur doet niets!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Let op!

Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.


Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.


De tijd  van de zin moet hetzelfde blijven!


Slide 17 - Tekstslide

oefenen...

De man heeft de computer gekocht. (v.t.t.)


Is het lijdend of bedrijven?

zet de zin om in de andere vorm.

Slide 18 - Tekstslide

antwoord
De man heeft de computer gekocht. (v.t.t.) bedrijvend

De computer is door de man gekocht. (v.t.t.) lijdend

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Omzetten van een lijdende zin naar een bedrijvende zin, hoe doe je dat?
  • De doorbepaling wordt het onderwerp.
  • Het onderwerp wordt LV.
  • Haal uit het gezegde de vorm van 'worden' weg.


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Ina ontvangt een prijs.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 23 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Ina ontvangt een prijs.

Slide 24 - Open vraag

Is de opdracht nu goed nagekeken door de docent?
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 25 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Is de opdracht nu goed nagekeken?

Slide 26 - Open vraag

Het jurkje wordt door Simone gekocht.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 27 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Het jurkje wordt door Simone gekocht.

Slide 28 - Open vraag

De man koopt een scheerapparaat.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 29 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
De man koopt een scheerapparaat.

Slide 30 - Open vraag

De dressuuroefening wordt door Ina goed uitgevoerd.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 31 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
De dressuuroefening wordt door Ina goed uitgevoerd.

Slide 32 - Open vraag

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 33 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

Slide 34 - Open vraag

Het dienstmeisje verschoont de lakens.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 35 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Het dienstmeisje verschoont de lakens.

Slide 36 - Open vraag

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 37 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.

Slide 38 - Open vraag

Dit ga je oefenen door de volgende opdrachten te maken.
zie de volgende slide

Slide 39 - Tekstslide

opdrachten die je gaat maken
3.4: 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11,12,15,
test jezelf 3.4
1 uur lezen voor je boekpresentatie
let op er zijn twee lesson up lessen met uitleg van 3.4
Gebruik je doelenkaart!

Slide 40 - Tekstslide

vragen?
Je kunt in de onlinesessie vragen stellen
Je mag altijd vragen stellen via de mail

Succes, je kunt het!

Slide 41 - Tekstslide