Goederenrecht les 3: Goederen - de absolute rechten

Goederenrecht les 3
Goederen - de absolute rechten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goederenrecht les 3
Goederen - de absolute rechten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken huiswerk
Opdracht 6 (H10 Basisboek Juridisch)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag gaan we uitgebreider in op de absolute rechten. Wat zijn dat ook alweer?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Absolute rechten (herhaling)
Rechten die iemand heeft over een goed en die door iedereen gerespecteerd moeten worden.


Het eigendomsrecht is dus een absoluut recht.

Voorbeeld: Henk is eigenaar van een auto. Hij mag de auto gebruiken zoals hij dat wil. Hij mag de auto bijv. verkopen of uitlenen. M.a.w. hij heeft de zeggenschap over zijn auto en iedereen om hem heen moet dat respecteren. Anderen mogen de auto niet verkopen, zo maar lenen etc. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wet (BW) kent acht verschillende absolute rechten:

1. eigendom
2. erfdienstbaarheid
3. erfpacht
4. recht van opstal
5. appartementsrecht
6. vruchtgebruik
7. hypotheekrecht
8. pandrecht 

Vandaag: wat houden ze in, op welk soort goed kan het recht worden gevestigd en waar geregeld in de wet?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Eigendom
Dit is het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan hebben.  

Een eigenaar mag (binnen de grenzen van de wet) zelf bepalen wat hij met zijn eigendom doet, hoe hij daar mee omgaat etc. en dat moet iedereen respecteren. 

Het eigendomsrecht is geregeld in art. 5:1 e.v. BW. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Erfdienstbaarheid
Verplichting waarmee de ene onroerende zaak ten behoeve van de andere onroerende zaak is belast. 

Een erfdienstbaarheid is het recht om gebruik te maken van een stuk grond (perceel), ook al ben je niet zelf de eigenaar. De eigenaar van het ene erf moet iets dulden dat de eigenaar van het andere erf doet. 

Een (bekend) voorbeeld van een erfdienstbaarheid is het recht van overpad. Bij recht van overpad mag de ene persoon over (een deel van) het erf van de ander lopen of andersom. Het ene erf zal gebruik moeten maken van het andere erf. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erfdienstbaarheid (vervolg)
Een erfdienstbaarheid ontstaat door:

  • vestiging (afspraak tussen de eigenaren van beide erven middels notariële akte)
  • verjaring (te goeder trouw 10 jaar, niet te goeder trouw 20 jaar)

Erfdienstbaarheid is geregeld in art. 5:70 e.v. BW 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Erfpacht
Geeft de gebruiker het recht om een onroerende zaak (vaak een stuk grond) van een ander (de eigenaar) langdurig te houden en te gebruiken.

Voorbeeld: een eigenaar die een stuk van zijn land in erfpacht geeft aan een boer voor de teelt van bloembollen. 

Erfpacht is geregeld in art. 5:85 e.v. BW. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jan mag over het erf van buurman Sjef lopen om bij zijn schuur te komen. Hoe noemen we dit?
A
Erfdienstbaarheid
B
Erfpacht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer Harmsen is al op leeftijd. Hij heeft veel grond bij zijn woning die hij eigenlijk niet gebruikt. Hij woont landelijk en zijn buurman is boer. Zijn buurman heeft interesse om de grond te gebruiken voor de teelt van zijn groenten. Meneer Harmsen is akkoord en ze maken een afspraak. Is er dan sprake van erfdienstbaarheid of erfpacht en waarom?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Opstal
Geeft het recht om in, op of boven de grond van een ander gebouwen of beplantingen in eigendom te hebben. Opstal kan op een zaak worden gevestigd. 

Let op: er zijn bij opstal twee eigenaren! Bijvoorbeeld de eigenaar van de grond en de eigenaar van de gebouwen die op de grond staan. 

Voorbeeld: de eigenaar van de grond geeft de ander het recht om een schuur(tje) op zijn grond te bouwen, omdat de ander daar weinig ruimte voor heeft. Degene die het schuurtje bouwt, is eigenaar van het schuurtje, maar de eigenaar van de grond blijft eigenaar van die grond. 

Opstal is geregeld in art. 5:101 e.v. BW.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: bij opstal zijn er altijd twee eigenaren.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Appartementsrecht
Bij een appartement moet een (juridisch) onderscheid worden gemaakt in:
  1. het recht van gebruik van het eigen appartement
  2. de mede-eigendom van het totale gebouw en de tuin

Als men een appartement koopt, word je mede-eigenaar van het gehele gebouw (samen met de andere appartementseigenaren). Je mag wel alleen jouw eigen appartement bewonen. 

Geregeld in art. 5:106 e.v. BW

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Vruchtgebruik
Het recht om een goed van een ander te gebruiken en de opbrengst (de vruchten) ervan te genieten. Kan worden gevestigd op een zaak en/of een vermogensrecht. 

Voorbeeld: Mats heeft een groot stuk land met appelbomen. Hij geeft dit stuk land in vruchtgebruik aan de buurman. De buurman heeft daarmee het recht verkregen op de opbrengsten van het stuk land en dus van de appels.

Vruchtgebruik is geregeld in art. 3:201 e.v. BW. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Hypotheekrecht
Vorm van zekerheid aan de geldgever (de hypotheeknemer).

Gaat vaak om grote bedragen en de geldgever wil graag de zekerheid dat de lening wordt terugbetaald. Indien niet wordt voldaan aan de betalingsverplichting, kan de geldgever het object waar hypotheekrecht op rust te verkopen. 

Veelgebruikte en sterke vorm van zekerheidsrecht!  

 ingeschreven in alle openbare registers. Voor het vestigen van hypotheekrecht moet u dus altijd naar de notaris. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypotheek (vervolg)
Kan alleen worden gevestigd op registergoederen! (zoals grond, woning, grote schepen en vliegtuigen) 

Hypotheekrecht wordt gevestigd via een notariële akte, welke vervolgens wordt ingeschreven in de openbare registers bij het Kadaster. Notaris vereist! 

Geregeld in art. 3:227 e.v. BW.




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Pandrecht
Vorm van zekerheid (art. 3:227 e.v. BW). Werkt hetzelfde als hypotheekrecht. 

Verschil? Een pandrecht kan alleen worden gevestigd op niet-registergoederen. Zie je regelmatig bij auto's en inventaris. 

Voorbeeld: Joella heeft geld geleend van Ibrahim. Omdat Ibrahim zeker wil weten dat Joella het geld terug zal betalen, wordt een pandrecht gevestigd op de dure gouden oorbellen van Joella. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Abdel heeft zijn motorrijbewijs gehaald en wil graag een motor aanschaffen. Zijn vriend wil hem geld lenen voor de aankoop daarvan, maar wil wel zeker weten dat Abdel hem terug kan betalen. Dit kan hij doen door middel van een:
A
Hypotheekrecht
B
Pandrecht

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jacqueline wil een huis kopen. Ze moet hiervoor geld lenen bij de bank. De bank leent haar geld, maar wil wel de zekerheid dat ze kan terugbetalen. Welk zekerheidsrecht kan de bank vestigen?
A
Hypotheekrecht
B
Pandrecht

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jacqueline is ontslagen en is daardoor in financiële problemen gekomen. Ze kan haar hypotheek niet meer betalen. De bank heeft een hypotheekrecht gevestigd. Mag de bank haar woning verkopen?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor het vestigen van het recht van hypotheek zijn de notaris en het Kadaster betrokken. Waarom is dat?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Als er nog tijd over is, kan je met de klas dit filmpje bekijken. Rijdende rechter over erfdienstbaarheid/recht van overpad. 
Opdracht/huiswerk:
Maak opdracht 7 (H10 Basisboek Juridisch)

Niet af? Huiswerk!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting: wat hebben we geleerd?
  • De acht absolute rechten in het BW
  • Wat deze acht absolute rechten inhouden
  • Op welk soort goed het recht kan worden gevestigd?
  • Waar geregeld in de wet?

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies