DNA les 6: DNA transcriptie

DNA transcriptie
Thema DNA
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DNA transcriptie
Thema DNA

Slide 1 - Tekstslide

Je weet al...
- Verschil tussen DNA en RNA
- DNA bestaat uit nucleotiden
- Nucleotiden bevatten suiker, fosfaatgroep, base.
- Transcriptie: DNA > mRNA
- Translatie mRNA > eiwit


Slide 2 - Tekstslide

Het begin?
Hoe weet RNApolymerase waar het begin is?
  1. Denk eraan:
    coderende streng/RNA lees je: 5' > 3'.
    matrijsstreng: 3' > 5'
  2. Voor het gen zit een plek waar RNApolymerase kan binden aan het DNA: de TATA-box. (base: T A T A)
  3. Het daaropvolgende ATG is dan het startcodon. Later volgt als het goed is een stopcodon.

Slide 3 - Tekstslide

Welke streng is de juiste? (1)
DNA heeft 2 strengen:
De coderende streng en de niet-coderende streng.

De coderende streng bevat de code, de niet-coderende (matrijsstreng) het spiegelbeeld ervan.

De matrijsstreng is nodig om mRNA te maken met de juiste code.

Slide 4 - Tekstslide

Welke streng is de juiste? (2)
De coderende streng herken je aan:

  1. een TATA-box (code T A T A) aan het begin van een gen. Bedenk wel: lees coderende streng van 5' > 3', matrijsstreng van 3' > 5'.
  2. Verderop kom je als het goed is een startcodon tegen "ATG" (TAC in matrijsstreng) en later een stopcodon.
  3. Ter controle check je of je dit bij andere streng niet tegenkomt. Wel het geval? Soms kunnen beide coderend zijn.

Slide 5 - Tekstslide

DNA
DNA bevat alle erfelijke informatie. 
DNA is geordend in moleculen: chromosomen.

In elke cel bevindt zich complete DNA.

DNA moet goed reguleren wat er afgelezen mag worden.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Transcriptie
DNA > mRNA

Bij transcriptie zijn betrokken:
- RNA-polymerase
- Transcriptiefactoren
- Promotor
- Operator (repressor/activator)
- Terminator

Slide 8 - Tekstslide

Transcriptie
Om te bepalen welk deel afgelezen mag worden zijn er specifieke gebieden.
Gen: deel waar informatie voor eiwit in staat.
Promotor: gebied waar transcriptiefactoren aan binden.
Operator: gebied waar repressor of activator aan kan binden.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Transcriptie
Transcriptiefactoren binden aan een promotor.

RNA-polymerase bindt aan transcriptiefactoren.

Operator: door binding van repressor of activator kan DNA minder goed of makkelijker afgelezen worden.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Transcriptie
Streng waar promotor aanwezig is is de matrijsstreng. 
Zelfs mogelijk dat bij ander gen de andere streng de matrijsstreng is.

RNA-polymerase werkt via matrijsstreng van 3' > 5' einde.
mRNA wordt gevormd van 5' > 3'.

Slide 13 - Tekstslide

Transcriptie
Streng waar promotor aanwezig is is de matrijsstreng. 
Zelfs mogelijk dat bij ander gen de andere streng de matrijsstreng is.

RNA-polymerase werkt via matrijsstreng van 3' > 5' einde.
mRNA wordt gevormd van 5' > 3'.

Slide 14 - Tekstslide

Transcriptie
RNA-polymerase werkt via matrijsstreng van 3' > 5' einde.
mRNA wordt gevormd van 5' > 3'.

Het RNA dat nu gevormd is wordt ook wel pre-mRNA genoemd. 

Hierna vinden er bewerkingen plaats.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video