Woordenschat toets

Waar denk je aan bij
'vak'
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
LogopedieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Waar denk je aan bij
'vak'

Slide 1 - Woordweb

Wat is de betekenis van 'werkdruk'?
A
Hoe zwaar je werk is.
B
Dat je werk leuk is.
C
Dat je een zwaar leven hebt.
D
Dat je veel weegt.

Slide 2 - Quizvraag

Iemand aannemen is..
A
..solliciteren
B
..iemand een baan geven.
C
.. vragen om werk

Slide 3 - Quizvraag

Leg uit wat een generatie is: Een generatie is.....

Slide 4 - Open vraag

In het begin
Op een bepaald moment
Op het laatst
in eerste instantie
op een gegeven moment
uiteindelijk

Slide 5 - Sleepvraag

'Absoluut' betekent
A
Het is niet waar
B
Het is twijfelachtig
C
Zonder twijfel, echt

Slide 6 - Quizvraag


Welk woord hoort in het lege vakje?
A
asociaal
B
digitaal
C
mondiaal
D
regionaal

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'defect'
A
Dat iets kapot is
B
Dat iets nieuw is
C
Dat iets oud is
D
Dat je iets nooit gebruikt

Slide 8 - Quizvraag

Tijdwinst
Tijdsverlies
Sneller zijn
Vertraging hebben
File
Iets duurt korter dan normaal

Slide 9 - Sleepvraag

Het tegenovergestelde van 'functioneren' is...
A
.. dat iets het niet doet
B
.. weigeren
C
.. dat iets het doet
D
.. aan gaan

Slide 10 - Quizvraag

Iets onder controle houden noem je ook wel:
A
Iets in de hand houden.
B
Het is niet voor hem weggelegd.
C
Iets proberen.
D
Iets niet zeker weten

Slide 11 - Quizvraag

Forceren is..
A
Rustig blijven proberen tot iets lukt.
B
Iets met geweld voor elkaar krijgen.
C
Iets of iemand dwingen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: 'prompt'

Slide 13 - Open vraag

Afblazen
Een evenement
Iets niet door laten gaan
Een gebeurtenis
Afgelasten
Iets door laten gaan

Slide 14 - Sleepvraag

De kwestie is..
A
De vraag
B
De wedstrijd
C
Het is niet belangrijk
D
Waar het om gaat

Slide 15 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een 'signaal':

Slide 16 - Open vraag

Welk plaatje past bij 'textiel'?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Wat past niet bij het woord 'fataal'
A
Dodelijk
B
Levend
C
Ernstig
D
Overlijden

Slide 18 - Quizvraag

Wat past er bij 'op eigen risico'
A
Het is je eigen verantwoordelijkheid
B
Als er iets mis gaat is het je eigen schuld
C
Het is gevaarlijk
D
Je mag een schadevergoeding vragen

Slide 19 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?
A
Ergens veel weg van hebben
B
Ergens erg op lijken
C
Heel verschillend zijn

Slide 20 - Quizvraag