H04 Een eigen bedrijf

H04 Eigen bedrijf
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H04 Eigen bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt voor- en nadelen benoemen van zelfstandig ondernemer zijn 
  • Je kunt omzet, brutowinst en nettowinst berekenen  

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf op...
  1. Zou je later ondernemer willen worden? Ja/ nee, want ...
  2. Noem een voordeel van eigen baas zijn 
  3. Noem een nadeel van eigen baas zijn  
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Voor- en nadelen 
Welke voor- en nadelen zijn er aan zelfstandig ondernemer ten opzichte van werken als werknemer in loondienst bij een werkgever? 
voordelen
nadelen
alle verdiensten zijn voor jou
je hebt geen vast inkomen
je kunt veel beslissingen nemen
je bent voor alles zelf verantwoordelijk
je bepaalt zelf je werktijden
je maakt vaak lange werkdagen
je moet zelf voorzieningen regelen voor het geval je ziek of arbeidsongeschikt word

Slide 4 - Tekstslide

Het doel van een onderneming
  • Het doel van een onderneming is winst maken. 
  • Simpel gezegd: winst = omzet - kosten 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Omzet / afzet 
  • Omzet is het bedrag in geld wat je ontvangt van de kopers
  • Afzet is het aantal stuks wat je verkocht hebt 

Slide 7 - Tekstslide

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              = verkoopprijs x afzet  
Inkoopwaarde                              = inkoopprijs x afzet
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst                                      (voor belasting)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4.4
  • Manuel verwacht op een foodfestival de volgende afzet te kunnen behalen: 70 taco's, 90 wraps en 140 blikjes fris. 
  • Bereken de totale verwachte omzet die Manuel denkt te halen, als hij de taco's verkoopt voor € 4,50, de wraps voor € 6 en blikjes fris voor € 3. 
verw. verkoopprijs
verwachte afzet
verwachte omzet
taco's 
x
=
wraps
x
=
frisdrank
x
=
totaal verwachte omzet
=

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4.4
  • Manuel verwacht op een foodfestival de volgende afzet te kunnen behalen: 70 taco's, 90 wraps en 140 blikjes fris. 
  • Bereken de totale verwachte omzet die Manuel denkt te halen, als hij de taco's verkoopt voor € 4,50, de wraps voor € 6 en blikjes fris voor € 3. 
verw. verkoopprijs
verwachte afzet
verwachte omzet
taco's 
4,50
x
70
=
315
wraps
6
x
90
=
540
frisdrank
3
x
140
=
420
totaal verwachte omzet
=
1.275

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4.5 t/m 4.14 maken

Slide 11 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 12 - Open vraag

De omzet van de kledingwinkel van Kevin is € 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de bedrijfskosten zijn € 7.500.

De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 13 - Quizvraag

Van omzet naar ....
  Omzet                                              
- .............................                             
= ............................
- .............................     
= .............................                         


Slide 14 - Tekstslide

Van omzet naar ....
  Omzet                                            (= afzet x verkoopprijs)  
- Inkoopwaarde                           (= afzet x inkoopprijs)                
= Brutowinst
- Bedrijfskosten       
= Nettowinst                      


Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4.9 t/m 4.14 
en 4.17 maken 



Klaar? Dan mag je resterende tijd leren voor toets Wiskunde

Slide 16 - Tekstslide

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 17 - Quizvraag

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 18 - Quizvraag

Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000.
Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Een eigen bedrijf starten
  • Noem zoveel mogelijk kwaliteiten/ eigenschappen op waarover een goede ondernemer volgens jullie moet beschikken
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Ondernemingsplan schrijven
Beschik je over ondernemerskwaliteiten en heb je een goed idee? Tijd om een ondernemingsplan te schrijven!


Ondernemingsplan bestaat o.a. uit:
  • Ideeën, plannen, wie is de ondernemer? 
  • Financieel plan 
  • Marketingplan 

Slide 24 - Tekstslide

Ondernemingsplan
  • Jij en je onderneming 
  • waar ben je goed in, waar minder goed, wat wil je gaan doen, wat wil je bereiken? 
  • Financieel plan
  • Verwachte afzet, kostprijs, verkoopprijs (omzet, winstmarge)
  • Marketingplan
  • SWOT-analyse
  • Marketingmix (4 P's)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Tony Chocolonely
  • Opgericht in 2015 
  • Omzet 2018-2019 €  69.500.000
  • Marktaandeel chocoladerepen 19%

Slide 33 - Tekstslide

Hoe komt het dat Tony zo snel is gegroeid? 



Marketing: 4 P's en SWOT-Analyse

Slide 34 - Tekstslide

Praktische opdracht - weging 1
Bouwsteen 4.2 Het ondernemingsplan

Slide 35 - Tekstslide

3 Onderdelen
a. De ondernemers
- vaardigheden ondernemers: beschrijf per persoon, geef conclusie hoe jullie elkaar aanvullen en als er belangrijke kwaliteiten missen hoe jullie dit gaan oplossen

b. De onderneming 
- vestigingsplaats: https://cbsinuwbuurt.nl/  

c. Het marketingplan 
- gebruik theorie lesbrief paragraaf 4.3.2 vanaf bladzijde 57 en wees creatief. 
- bedenk een bedrijfsnaam en misschien zelfs een mooie slogan

Slide 36 - Tekstslide

Beoordeling
  1. Opmaak ondernemingsplan, leesbaarheid en spelling 
  2. Onderzoeksvaardigheden: is de inhoud goed onderbouwd (neem een bronnenlijst op) 
  3. Analyse SWOT en invulling van de marketingmix  
  4. Presentatie

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Tekstslide

Waar is het bedrijf goed in?
Wat zijn de zwakke punten van het bedrijf?
Welke kansen zijn er in de markt? 
Welke bedrei-gingen zijn er in de markt?

Slide 40 - Tekstslide

Wat kun je zeggen van het product? 
- Tastbare kenmerken 
- Niet tastbare kenmerken: gevoel wat je bij het merk krijgt, imago/ status? 
Waar kun je het product kopen? Welke plaatst krijgt het product ten opzichte van vergelijkbare producten van andere merken? 
Prijs: is het duur/ goedkoop ten opzichte van andere merken? Is de prijs belangrijk voor dit merk? Stunt het merk vaak met de prijs? 
Hoe brengt het merk zich onder de aandacht van (potentiele) klanten? Fysiek/ online? 

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht 4.18 t/m 4.23

Slide 42 - Tekstslide

extra uitleg

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video