Toets H10 (10.1 t/m 10.4)

Waar of niet waar?
a) Een peuter is ouder dan een kleuter
b) Een groeispurt vindt alleen in de puberteit plaats
c) Voordat jongens en meisjes in de puberteit zijn, kunnen ze nog geen kinderen krijgen. (T1, 3p)
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waar of niet waar?
a) Een peuter is ouder dan een kleuter
b) Een groeispurt vindt alleen in de puberteit plaats
c) Voordat jongens en meisjes in de puberteit zijn, kunnen ze nog geen kinderen krijgen. (T1, 3p)

Slide 1 - Open vraag

Zijn de volgende ontwikkelingen lichamelijk of geestelijk? (T1, 3p)
a) Leren lopen
b) Gezichten herkennen
c) Op kamers gaan

Slide 2 - Open vraag

Trudi en Caspar praten over de hormonen in het lichaam die de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken veroorzaken.
- Trudi zegt: 'De hormonen uit de hypofyse zorgen ervoor dat de geslachtsorganen hormonen gaan maken.'
- Caspar zegt: 'Alle organen in het lichaam reageren op de hormonen uit de hypofyse'.
Wie van hen heeft er gelijk? (T1, 1p)
A
alleen Caspar heeft gelijk
B
alleen Trudi heeft gelijk
C
Trudie en Caspar hebben beide gelijk
D
Trudi en Caspar hebben geen van beiden gelijk.

Slide 3 - Quizvraag




Kijk naar de tekening. Je ziet een deel van het skelet van een volwassen man. 

Slide 4 - Tekstslide

a Waaraan kun je zien dat de botten van deze man niet meer groeien?
b Op welke plaatsen vond de groei van de botten vooral plaats toen deze man in de puberteit was? Wat is de naam van deze plek? En noteer het juiste nummer. (T1, 2p)

Slide 5 - Open vraag

In de puberteit krijgen meisjes borsten. Wat gebeurt er in het lichaam van de meisjes? Zet de zinnen in de juiste volgorde. Schrijf alleen de nummers op. (T1, 2p)
1 Er vindt celdeling plaats.
2 De eierstokken maken veel vrouwelijk geslachtshormoon.
3 De cellen in de borst reageren.
4 Er vindt celgroei plaats.
5 Het bloed vervoert het vrouwelijk geslachtshormoon naar alle delen van het lichaam.

Slide 6 - Open vraag

Marieke groeit in de puberteit opeens heel snel. Bij de meeste pubers duurt deze groeispurt een paar jaar. Bij Marieke blijft de groei maar doorgaan. Wat kan er mis zijn gegaan bij Marieke? (T2, 1p)

A
Marieke heeft geen groeischijven.
B
De groeischijven van Marieke verbenen niet.
C
De groeischijven van Marieke hebben te veel energie.
D
Marieke maakt te veel oestrogeen aan.

Slide 7 - Quizvraag

Groeihormonen worden door het bloed verspreid. Ze komen langs alle delen van je lichaam. Toch reageren alleen bepaalde cellen in je botten op deze hormonen. Waardoor komt dat? (T1, 1p)
A
Alleen bepaalde botcellen hebben receptoren waarop het groeihormoon past
B
De groeihormonen werken alleen op plaatsen waar een groeischijf is.
C
Je hebt zoveel groeihormonen dat ze maar half hoeven te werken.
D
De groeihormonen weten van te voren waar ze hun ‘bericht’ moeten afgeven.

Slide 8 - Quizvraag

Hieronder staat een aantal kenmerken van jongens en meisjes. Zijn deze kenmerken primair, secundair of tertiair? (T1, 5p)
1 jeugdpuistjes 2 schaamhaar 3 schaamlippen 4 nadenken over je toekomst 5 ongesteldheid 6 baardgroei 7 een lage stem 8 make-up gebruiken 9 veel aandacht voor kleding en uiterlijk 10 een penis

Slide 9 - Open vraag

a. Hoe heet het hormoon dat er bij meisjes voor zorgt dat zij schaamhaar krijgen, en rondere vormen?
b. Waar wordt dit hormoon gemaakt?
(T1, 1p)

Slide 10 - Open vraag

Kijk naar het diagram. In het diagram staat informatie over de groeispurt bij jongens en meisjes. Bij meisjes en jongens begint de groeispurt niet altijd op dezelfde leeftijd.

Slide 11 - Tekstslide

a Op welke gemiddelde leeftijd begint de groeispurt bij jongens? En bij meisjes?
b Hebben alle jongens en meisjes van 15,5 jaar schaamhaar? Leg uit.
(T1, 3p)

Slide 12 - Open vraag

Door wat voor ziekteverwekker wordt herpes veroorzaakt? (R, 1p)

Slide 13 - Open vraag

Jochem en Klaas praten over aids.
- Jochem zegt: 'Zodra je het hiv-virus in je bloed hebt, heb je aids.'
- Klaas zegt: 'Als je besmet raakt met het hiv-virus, ben je seropositief. Je hebt dan nog geen aids.'
Wie van hen heeft gelijk? (T1, 1p)
A
alleen Jochem heeft gelijk.
B
alleen Klaas heeft gelijk.
C
Jochem en Klaas hebben beide gelijk.
D
Jochem en Klaas hebben geen van beide gelijk.

Slide 14 - Quizvraag

In sommige Afrikaanse landen worden baby's geboren die besmet zijn met het hiv-virus. Hoe zijn de meeste van deze kinderen waarschijnlijk besmet geraakt? (T1, 1p)

Slide 15 - Open vraag

Door veilig te vrijen is de kans op een soa klein. Waardoor worden toch nog veel mensen besmet met soa’s? Noem twee andere manieren waarop je besmet kan raken van een soa. (T1, 2p)

Slide 16 - Open vraag

HIV/Aids
a. In welke gastheercellen van je lichaam gaat het hiv-virus zitten?
Leg in je antwoord uit waarom dit zo’n groot probleem is.
b. Hoe verspreidt het hiv-virus door je lichaam?
c. Leg uit waarom je bij het gebruikt van hiv-remmers wel gezonde kinderen kan krijgen.
d. Waar sterft een aids-patiënt uiteindelijk aan?
(T2, 5p)

Slide 17 - Open vraag

Rodrigo de Pereira Abreu gaat tegenwoordig door het leven als Tifanny Abreu. Zij is de sterspeelster van het eerste volleybal mannenteam van Amsterdam. In topsport zijn er drie regels voordat je met een team van je nieuwe geslacht mag meedoen. 
1. Je paspoort moet aangepast zijn. 
2 Je moet je geslachtsoperatie gehad hebben. 
3. Je moet de hormonale therapie hebben afgerond. 

Slide 18 - Tekstslide

Tifanny heeft nog geen geslachtsoperatie gehad. Ze gebruikt wel hormonen.
a. Welk nadeel zou Tifanny kunnen hebben ten opzichte van haar mannelijke teamleden? Leg je antwoord uit.
b. Is Tifanny transgender of transseksueel? Leg uit.
c. Is transgender zijn een keus? Beargumenteer je antwoord. (T2, 5p)

Slide 19 - Open vraag

In de 18e eeuw werden jonge jongens die in kerkkoren zongen, soms gecastreerd. Ze konden ze hun hoge zangstem houden. Deze castraten-zangers waren geliefd, omdat vrouwen in kerken niet mochten zingen.

Waardoor hebben castraten een hoge stem? Leg je antwoord uit. (T2, 2p)

Slide 20 - Open vraag