2.1 Van Paleis naar polis

H2: Tijd van de Grieken en de Romeinen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2: Tijd van de Grieken en de Romeinen

Slide 1 - Tekstslide

Polis
  • Zelfstandige stadstaat.
  • Meervoud: poleis.
  • Athene was grooste polis

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een polis?
A
Een stad met omliggend gebied en met een eigen bestuur en eigen wetten
B
Een grote stad met omliggend gebied, die bestuurd wordt door een andere stad
C
Een staat die ongeveer zo groot is als Griekenland en die een grote hoofdstad heeft

Slide 4 - Quizvraag

Landbouw was een uitdaging in Griekenland
  • De Grieken leefden van de landbouw

  • Veel goede landbouwgrond was er helaas niet in Griekenland

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit waarom er in Griekenland niet veel goede landbouwgrond was. Gebruik eventueel de kaart.

Slide 6 - Open vraag

Internationale handel
Dankzij de Griekse kolonisatie groeide ook de handel rond de Middenlandse zee. 

De Grieken kwamen ook in contact met Aziatische culturen waar ze in specerijen handelden.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe keken de gekoloniseerde gebieden aan tegen de Griekse poleis en waarom?

Slide 8 - Open vraag

Deze opdracht gaat over de 'Griekse wereld'.

De Grieken stichtten kolonies langs de kusten van de Middellandse- en de Zwarte Zee.

Welke zin gaat over een GEVOLG van deze kolonisatie?


A
De Griekse boeren konden onvoldoende voedsel produceren.
B
De Griekse bevolking groeide
C
De Griekse handel groeide
D
Geen van de genoemde zinnen is een GEVOLG van deze kolonisatie.

Slide 9 - Quizvraag

In de oudheid stichtten de Grieken kolonies langs de kusten van de Middellandse en de Zwarte Zee. Gaan de volgende zinnen over een OORZAAK of een GEVOLG van deze kolonisatie?

1 De Grieken werden beïnvloed door andere volken.
2 De Griekse boeren konden onvoldoende voedsel produceren.
3 De Griekse bevolking groeide.
4 De Griekse handel groeide.

A
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
B
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg, 3. oorzaak, 4. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. gevolg, 4. oorzaak

Slide 10 - Quizvraag