Les 3 - Huiselijk geweld

1. Sociale problematiek zijn problemen die voorkomen bij grotere groepen in de maatschappij.
A
Waar
B
Niet Waar
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1. Sociale problematiek zijn problemen die voorkomen bij grotere groepen in de maatschappij.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 1 - Quizvraag

Programma 
  • Herhaling theorie 
  • Voorbereiding toets 

Slide 2 - Tekstslide

2. Iemand met laaggeletterdheid is een analfabeet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

3. Sociale problematiek hangt niet samen met het functioneren van de maatschappij.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

4. Een interne oorzaak van eenzaamheid is:
A
Verhuizing
B
Armoede
C
Lage eigenwaarde
D
Mantelzorg

Slide 5 - Quizvraag

5. Welke problemen vallen onder sociale problematiek?

Slide 6 - Open vraag

Armoede, eenzaamheid, laaggeletterdheid, discriminatie, opvoedingsproblemen, verwaarlozing, werkloosheid, slechte woonomstandigheden en conflicten.

Slide 7 - Tekstslide

6. Je hebt twee soorten eenzaamheid, namelijk:
A
Interne en externe eenzaamheid
B
Interne en sociale eenzaamheid
C
Externe en sociale eenzaamheid
D
Sociale en emotionele eenzaamheid

Slide 8 - Quizvraag


Sociale eenzaamheid: als de cliënt minder sociale contacten heeft dan hij fijn vindt 

Emotionele eenzaamheid: als de cliënt een hechte, emotionele band mist met de mensen om zich heen. 

Eenzaamheid ontstaat meestal door een combinatie van externe en interne factoren.  


Slide 9 - Tekstslide

7. Volgens artikel 1 van de Nederlandse Grondwet is discriminatie verboden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

8. Wat is discriminatie?

Slide 11 - Open vraag

Discriminatie betekent letterlijk het maken van onderscheid. Met discriminatie wordt echter vaak bedoeld het onrechtmatig maken van onderscheid tussen mensen of groepen. Bij discriminatie wordt een groep mensen (meestal minderheden) anders behandeld op basis van hun afkomst, ras, geloof, politieke of religieuze overtuiging, sekse, geaardheid, handicap, leeftijd enzovoort.

Slide 12 - Tekstslide

9. Een laaggeletterde is iemand met taalniveau 1F: het niveau dat een kind hoort te hebben aan het einde van de basisschool.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

10. Wat zijn signalen van laaggeletterdheid?

Slide 14 - Open vraag

Moeite hebben met het formuleren van vragen, het omschrijven van klachten en het stellen van prioriteiten
Vragen stellen over informatie die schriftelijk is gegeven
Een uitgereikte folder niet bekijken, zijn ogen niet over de tekst laten gaan
Afspraken niet noteren
smoesjes gebruiken, zoals ‘ik heb mijn leesbril niet bij me’ of ‘ik vul het formulier thuis wel in’ of ‘ik schrijf niet zo netjes, kunt u het formulier voor mij invullen?’ gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

11. Het al eens slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld, is de grootste risicofactor om dit nog eens mee te maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

12. Sinds 1 juli 2013 is het voor hulpverleners verplicht om de meldcode te gebruiken bij vermoedens van huiselijk geweld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

13. Eén van de stappen van de meldcode is:
A
Gelijk handelen
B
Meteen Veilig Thuis bellen
C
Wegen van het geweld
D
Gelijk overleggen met een gedragswetenschapper

Slide 18 - Quizvraag

Bij de meldcode bepaal jij als professional zelf of je het huiselijk geweld meldt. Het stappenplan geeft houvast bij het maken van die beslissing. In het stappenplan staan vijf stappen die elke instantie in zijn meldcode moet opnemen. Om die stappen heen ontwikkelt iedere instantie zijn eigen meldcode.

Slide 19 - Tekstslide

De vijf verplichte stappen zijn:

  • in kaart brengen van signalen
  • overleggen met een collega
  • gesprek met de cliënt
  • wegen van het geweld
  • beslissen: hulp organiseren of melden.

Slide 20 - Tekstslide

14. Ouderenmishandeling is een vorm van huiselijk geweld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

15. Noem de zes vormen van ouderenmishandeling.

Slide 22 - Open vraag

Er zijn zes vormen van ouderen mishandeling:

  • lichamelijke mishandeling 
  • psychische mishandeling
  • verwaarlozing
  • uitbuiting (bijvoorbeeld financieel)
  • seksueel misbruik
  • schending van rechten (bijvoorbeeld het recht op vrijheid, privacy of zelfbeschikking).

Slide 23 - Tekstslide

16. Risicofactoren voor het plegen van van ouderenmishandeling, zijn:
A
Afhankelijkheid, onmacht, goede bedoelingen
B
Afhankelijkheid, overbelasting, onmacht, psychische gesteldheid
C
Onmacht, te weinig contact, psychische gesteldheid
D
Psychische gesteldheid, stelen, liegen, onmacht

Slide 24 - Quizvraag

Er zijn meerdere signalen die kunnen wijzen op ouderenmishandeling. Het herkennen van een of meer signalen wil echter niet altijd zeggen dat er echt sprake is van ouderenmishandeling. Ook hier geldt: als je denkt dat er sprake is van ouderenmishandeling, praat er dan over.

Enkele signalen zijn:

Er zijn onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen voor lichamelijke verwondingen.
De mantelzorger is onverschillig voor het wel en wee van de ouderen.
De mantelzorger vertoont verschijnselen van overbelasting.
Er wordt gescholden of geschreeuwd.
De oudere maakt een depressieve en/of angstige indruk.
De oudere ziet er onverzorgd uit.
Het huis is verwaarloosd.
Spullen van de oudere verdwijnen (ook geld).
De oudere krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te praten.
Er is weinig contact met vrienden of andere familie.

Slide 25 - Tekstslide

17. Een signaal van ouderenmishandeling is:
A
De oudere is onverzorgd, het huis is verwaarloosd , de oudere is gedeprimeerd
B
De oudere heeft weinig geld doordat hij weinig pensioen heeft
C
De oudere heeft moeite om zichzelf te verzorgen
D
De oudere is gedeprimeerd omdat hij eenzaam is

Slide 26 - Quizvraag

Signalen ouderenmishandeling: 
  • Er zijn onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen
     voor lichamelijke verwondingen.
  • De mantelzorger is onverschillig voor het wel en wee van de ouderen.
    De mantelzorger vertoont verschijnselen van overbelasting. 
  • Er wordt gescholden of geschreeuwd.

Slide 27 - Tekstslide

  • De oudere maakt een depressieve en/of angstige indruk.
    De oudere ziet er onverzorgd uit.
  • Het huis is verwaarloosd.
  • Spullen van de oudere verdwijnen (ook geld). 
  • De oudere krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te praten.
  • Er is weinig contact met vrienden of andere familie.

Slide 28 - Tekstslide

Toets voorbereiding: 
  • Theoriebron sociale problematiek 1 
  • Theoriebron sociale problematiek 2 
  • Theoriebron huiselijk geweld 
  • Theoriebron mishandeling 

Slide 29 - Tekstslide