Dementie

Dementie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Dementie

Slide 1 - Tekstslide

Wat wil je leren/weten?

Slide 2 - Woordweb

Dementie
Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom), waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig hersenziektes. De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer. Daarnaast komen vasculaire dementie, frontotemporale dementie (FTD) en Lewy body dementie veel voor.

Slide 3 - Tekstslide

Herkennen en symptomen
De eerste verschijnselen van dementie verschillen per persoon en per ziekte. Het valt op dat iemand terugkerende geheugenklachten, gedragsproblemen en veranderingen in karakter heeft. Iemand heeft bijvoorbeeld moeite om te onthouden welke dag het is, of wordt sneller boos.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Soorten dementie
Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig ziektes. Deze ziektes tasten de hersenen aan en zorgen voor een geleidelijke achteruitgang van iemands geestelijke gezondheid.
De meest voorkomende soorten dementie zijn:
  • Ziekte van Alzheimer
  • Vasculaire dementie
  • Frontotemporale dementie
  • Lewy body dementie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Ziekte van Alzheimer
In het begin van de ziekte van Alzheimer zijn de verschijnselen vaak niet duidelijk aanwezig. De verschijnselen worden duidelijker naarmate de dementie erger wordt. Sommige mensen met alzheimer gaan snel achteruit. Anderen hebben nog lang een redelijk gewoon leven.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Symptomen alzheimer
Veelvoorkomende symptomen van alzheimer:
  • Geheugenstoornissen
  • Moeite met alledaagse handelingen
  • Veranderingen in karakter en gedrag
  • Problemen met taal

Slide 12 - Tekstslide

Vasculaire dementie
Vasculaire dementie is een van de meest voorkomende soorten dementie. Problemen in de doorbloeding van de hersenen veroorzaken deze ziekte. Bij één op de zes mensen met dementie is vaatschade de hoofdoorzaak. Dan spreken we van vasculaire dementie. Nog veel vaker komt vaatschade in de hersenen naast andere oorzaken van dementie voor.

Slide 13 - Tekstslide

Symptomen vasculaire dementie
Welke symptomen iemand met vasculaire dementie heeft, hangt af van het hersengebied dat beschadigd is geraakt.
Wat opvalt is dat men langzamer gaat denken, spreken en handelen.
Men kan zich moeilijker concentreren en moeilijker meerdere dingen tegelijk doen.
Naast de geestelijke achteruitgang kan iemand ook lichamelijke verschijnselen hebben, zoals wankeler of langzamer lopen.
Ook kan bijvoorbeeld verlamming, of gevoelsverlies ontstaan.

Slide 14 - Tekstslide

Frontotemporale dementie
Frontotemporale dementie (FTD) is een vorm van dementie. Een van de meest opvallende kenmerken van frontotemporale dementie is dat deze ziekte al op relatief jonge leeftijd voorkomt. Het grootste deel van de mensen die de ziekte krijgt, is tussen de 40 en 60 jaar. Op jonge leeftijd is het -op de ziekte van Alzheimer na- de meest voorkomende vorm van dementie.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Symptomen FTD
Wat de eerste kenmerken van FTD zijn, is afhankelijk van waar de hersenen beschadigd zijn. Er zijn drie verschillende varianten van FTD. Je herkent deze varianten als eerste aan gedragsveranderingen, veranderingen in spraak of problemen met bewegen. Geheugenproblemen volgen vaak pas in een later stadium.

Slide 17 - Tekstslide

Lewy body dementie
Lewy body dementie is te herkennen aan schommelingen in iemands geestelijke achteruitgang. Ook heeft iemand met Lewy body dementie vaak verschijnselen van de ziekte van Parkinson. Denk aan tremoren (beven van lichaamsdelen zoals handen), stijfheid, langzame beweging, een gebogen houding en een afwijkende manier van lopen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Downsyndroom en alzheimer
Veel mensen met Downsyndroom krijgen de ziekte van Alzheimer. Vaak al op relatief jonge leeftijd. Het is moeilijk om onderscheid te maken tussen normale veroudering en een beginnende dementie. Bovendien maakt de bestaande verstandelijke beperking het moeilijker om het begin van de ziekte van Alzheimer te herkennen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Erfelijke factor
Mensen met Downsyndroom hebben een extra chromosoom 21. Op dit chromosoom zit een gen dat verband houdt met de ziekte van Alzheimer. Dit gen zorgt voor de aanmaak van het zogenaamde amyloid voorloper eiwit. Door de extra kopie van dit gen wordt er meer eiwit gemaakt. Daardoor ontstaat er ook een grotere hoeveelheid amyloid-beta eiwit, dat zich op kan hopen in de hersenen. In de hersenen van mensen met de ziekte van Alzheimer zijn veel van deze zogenaamde plaques aanwezig.

Slide 23 - Tekstslide

Verschijnselen
De eerste symptomen van de ziekte van Alzheimer bij mensen met Downsyndroom zijn meestal:
  • geheugenproblemen;
  • minder actief en sneller vermoeid zijn;
  • traagheid in denken en doen.

Slide 24 - Tekstslide

Verschijnselen
Wanneer de ziekte erger wordt, treden de volgende verschijnselen op:

  • minder interesse voor allerlei zaken;
  • sufheid overdag;
  • achteruitgang van de activiteiten van het dagelijks leven;
  • minder verstaanbaar spreken;
  • oriëntatieproblemen;
  • moeite om nieuwe informatie te onthouden;
  • moeite met bewegen en onzekere motoriek.

Slide 25 - Tekstslide

Verschijnselen
In een later stadium verergeren de symptomen. Degene krijgt:

  • oriëntatie- en geheugenstoornissen;
  • taalverlies;
  • moeite met handelingen die eerst moeiteloos gingen (apraxie);
  • problemen met het herkennen van bijvoorbeeld voorwerpen en geluiden;
  • epileptische verschijnselen;
  • problemen met slikken;
  • incontinentie.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Diagnostiek
Vaak zijn er bij mensen met een verstandelijke beperking weinig gegevens over hoe iemand vroeger functioneerde. Dit maakt het moeilijker om de diagnose dementie te stellen. De bestaande verstandelijke beperking zorgt ervoor dat het sluipende begin van dementie vaak niet snel wordt opgemerkt.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

MMSE
https://meetinstrumentenzorg.nl/wp-content/uploads/instrumenten/MMSE-form.pdf 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Afasie

Slide 32 - Tekstslide

Afasie
Afasie is een taalstoornis, als gevolg van een hersenbeschadiging. Als je afasie hebt, dan heb je vaak moeite met lezen, schrijven, spreken, en begrijpen wat iemand zegt. Dit maakt het lastig om bijvoorbeeld te begrijpen wat ze op tv zeggen, of wat er in de krant staat.

Ook kun je regelmatig moeite hebben met het vinden van het juiste woord. Of met het maken van zinnen die kloppen. Maar het kan ook juist zijn dat je gewone woorden moeilijk begrijpt, hoewel je ze bekend vindt klinken.

Slide 33 - Tekstslide

Afasie
  •  je hebt moeite met begrijpen wat iemand tegen je zegt
  •  je hebt moeite met begrijpen wat je leest
  •  je hebt moeite met zeggen of opschrijven wat je wilt
  •  je hebt moeite met het vinden van woorden of namen
  •  je hebt moeite met het maken van goede zinnen
  •  je praat minder duidelijk
  •  je praat steeds op dezelfde toon
  •  je stem klinkt anders

Slide 34 - Tekstslide

Dysartrie
Als je dysartrie hebt, dan kun je de spieren waarmee je praat minder goed bewegen. Dit maakt het lastig om woorden duidelijk uit te spreken. Ook kan het zijn dat je stem anders klinkt en dat het moeilijker is om adem te halen.

Slide 35 - Tekstslide

Spraakapraxie
Bij spraakapraxie kun je de spieren waarmee je praat wél goed bewegen, maar je kan de spieren niet meer goed aansturen om de juiste klanken te maken. Dit maakt het moeilijk om te spreken. Soms klinkt de spraak hierbij een beetje anders of steeds op dezelfde toon.

Slide 36 - Tekstslide

Problemen met spraak of taal door moeite met denken
Er kunnen ook alleen kleine veranderingen in je spraak of taal zijn. Je hebt dan bijvoorbeeld wat meer moeite om de juiste woorden te vinden. Of je reageert op een andere manier. Deze klachten ontstaan meestal als je problemen met denken krijgt door schade aan je hersenen. Zoals moeite om je te concentreren of je aandacht erbij te houden.

Slide 37 - Tekstslide

Rondvraag
Vragen
en/of
 tips?

Slide 38 - Tekstslide