T3 - Geluid

T3 - Geluid
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Toegepaste fysicaSecundair onderwijs

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

T3 - Geluid

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling, een golf zoals licht.
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje zoals water

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

3.1. Hoe ontstaat geluid?
• Proef 1: Houd een wijnglas vast aan de voet en wrijf met een natte vinger over het glas. Wat hoor je?
  
WN: Een zuivere toon die ontstaat door de trilling van het glas

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

3.1. Hoe ontstaat geluid?
• Proef 2: Maak een stemvork los van de klankkast. Geef een korte tik tegen de benen van de stemvork. Raak nadien met de voet van de stemvork de klankkast aan. Wat hoor je?

WN: De zuivere toon wordt sterker en komt nu vanuit de klankkast

Slide 6 - Tekstslide

3.1. Hoe ontstaat geluid?

Verklaring: Als je glas of een stemvork laat trillen, dan worden die trillingen doorgegeven aan de lucht, waardoor we een geluid kunnen horen.

Besluit: trillingen kunnen geluid veroorzaken.

Slide 7 - Tekstslide

geluid?
A
mechanisch
B
elektromagnetisch

Slide 8 - Quizvraag

Geluid onstaat door ....... in een geluidsbron.
A
licht
B
stroom
C
trillingen
D
snelheid

Slide 9 - Quizvraag

Om zich te verplaatsen heeft geluid ... nodig.
A
een stof zoals lucht
B
een luchtledige ruimte
C
een apparaat zoals een luidspreker

Slide 10 - Quizvraag

3.2. Geluid beweegt door een middenstof
  • Geluidstrillingen 
-> via de lucht
-> vloeistof
-> vaste stof

  • De snelheid waarmee het geluid zich voorplant is afhankelijk van de soort middenstof. In vaste stoffen gaat het geluid vaak veel sneller dan in gassen zoals de lucht.


Slide 11 - Tekstslide

Geef voorbeelden
van resonantie...

Slide 12 - Woordweb

3.3. Resonantie
Geluid is ook een golf en kan dus ook resoneren.

- De klankkast van een gitaar of viool 
- Piano in de buurt van een klarinet
- Als je spreekt, speelt de ruimte boven je stembanden de rol van resonantiekast. 

Slide 13 - Tekstslide

3.3. Resonantie
Opdracht:
• Als je een stemvork van haar klankkast losmaakt, ze aanslaat en terug op haar klankkast plaatst, wat stel je dan vast? Verklaar.


Slide 14 - Tekstslide

3.3. Resonantie
Opdracht:
• Als je een stemvork van haar klankkast losmaakt, ze aanslaat en terug op haar klankkast plaatst, wat stel je dan vast? Verklaar.
De klankkast zal ook gaan trillen met dezelfde frequentie als de stemvork (resonantie). De trillende klankkast heeft een groter oppervlak waardoor de trillende kast de ingesloten lucht sterker laat meetrillen. Dit resulteert in een ‘luidere’ toon.

Slide 15 - Tekstslide

3.3. Resonantie
Opdracht:
• Een trillende snaar produceert een geluidsgolf met een golflengte van 11,5 cm.
a) Bereken de frequentie van de golf in:
Tip: gebruik de tabel op pagina 2 en de correcte formule uit je cursus Trillingen en golven.








Slide 16 - Tekstslide

3.3. Resonantie
Opdracht:
• Als je helium inademt en dan gaat spreken, klinkt je stem veel hoger. Verklaar.








Slide 17 - Tekstslide

3.3. Resonantie
Opdracht:
• Als je helium inademt en dan gaat spreken, klinkt je stem veel hoger. Verklaar.
De geluidssnelheid van Helium is veel hoger (meer als het dubbele!). De trilling van onze stembanden die overgedragen worden in Helium ipv lucht zullen daardoor sneller voortbewegen. Bijgevolg is de frequentie een pak hoger en klinkt het geluid ‘hoger’.







Slide 18 - Tekstslide

Geluidssterkte wordt uitgedrukt in
A
dB
B
Hertz

Slide 19 - Quizvraag

3.4. Hoe luid is geluid?
De grootheid die de intensiteit (hoeveelheid energie) van de geluidsgolf weergeeft, noemen we het intensiteitsniveau

De eenheid is de decibel (dB).










Slide 20 - Tekstslide

Geluidsoverlast: wat is de gehoordrempel (0 dB)?
A
Het geluid dat de mens net kunnen horen.
B
Het geluid dat volwassenen net kunnen horen.
C
Het geluid dat kinderen net kunnen horen.

Slide 21 - Quizvraag

geluidsoverlast: Hoe heet de drempel bij 120 dB?
A
gehoordrempel
B
schadedrempel
C
pijndrempel

Slide 22 - Quizvraag

Vanaf hoeveel dB kan je onmiddellijk gehoorschade oplopen?
A
80 dB
B
95 dB
C
120 dB
D
140 dB

Slide 23 - Quizvraag

De pijngrens van geluid ligt op ...
A
80 dB
B
160 dB
C
120 dB
D
200 dB

Slide 24 - Quizvraag

Welke geluidssterkte geeft de decibelmeter aan?
A
60 dB
B
65 dB
C
100 dB
D
105 dB

Slide 25 - Quizvraag

3.4. Hoe luid is geluid?
0 dB:            de gehoordrempel
30 dB:         gefluister
60 dB:         normaal gesprek
80 dB:         de schadedrempel
120 dB:       pijndrempel










Slide 26 - Tekstslide

3.3. Resonantie

Slide 27 - Tekstslide

3.5. Rekenen met decibel
  • 100 dB is niet dubbel zoveel lawaai als 50 dB.





  • Ook de afstand speelt een rol: bij elke verdubbeling van de afstand verlaagt het intensiteitsniveau met 6 dB.


Slide 28 - Tekstslide

De blootstellingstijd halveert per ...
A
10 dB
B
6 dB
C
5 dB
D
3 dB

Slide 29 - Quizvraag

Hoe heet het onderdeel waar het geluid je oor binnenkomt na de oorschelp?
A
stijgbeugel
B
slakkenhuis
C
trommelvlies
D
gehoorgang

Slide 30 - Quizvraag

Welk onderdeel van het oor vangt als eerste de geluidstrillingen op?
A
het slakkenhuis
B
de gehoorbeentjes
C
het trommelvlies

Slide 31 - Quizvraag

Welk deel van het gehoorzintuig zal eerst meetrillen met de geluidsgolven?
A
Trommelvlies
B
Hamer
C
Haartjes in gehoorgang
D
Lucht in trommelholte

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de prikkeldrempel van het menselijk gehoor?

Slide 33 - Open vraag

Geluiden hoger dan 20000Hz?
Ultrageluiden

Slide 34 - Tekstslide

Geluiden lager dan 16Hz?
Infrageluiden

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Bouw van het gehoorzintuig of het oor

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Welke drie grote delen kunnen we in het oor onderscheiden? 

Slide 40 - Tekstslide

Buitenoor
Binnenoor
Middenoor

Slide 41 - Sleepvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide