Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Maatwerk Periode 4 woordsoorten
P4 maatwerkweek
Taal doelstellingen halen en in oefenen:
Ik kan werkwoorden herkennen.
Ik kan lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Ik kan voorzetsels herkennen en gebruiken.
Maken grammatica oefeningen Grammatica Woordsoorten versie D
Bestudeer Handig ( blz 279 & 280 )
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
P4 maatwerkweek
Taal doelstellingen halen en in oefenen:
Ik kan werkwoorden herkennen.
Ik kan lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Ik kan voorzetsels herkennen en gebruiken.
Maken grammatica oefeningen Grammatica Woordsoorten versie D
Bestudeer Handig ( blz 279 & 280 )
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Boek blz. 279
Wat gaan we doen?
Hoe kun je zinsdelen vinden?
Hoe kun je woordsoorten herkennen? Blz. 280
Welke woordsoorten ken je al?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip.
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten (de, het of een).
- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken.
- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen.
Slide 4 - Tekstslide
Het lidwoord
De, het en een zijn lidwoorden.
- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.
-
Een
is een
onbepaald lidwoord
.
-
De
en
het
zijn
bepaalde lidwoorden
.
Slide 5 - Tekstslide
Het werkwoord...
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.
- Het hele werkwoord heet ook wel
infinitief
.
Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd.
Dit noem je
vervoegen.
Slide 6 - Tekstslide
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 7 - Tekstslide
Zelfstandig naam
woorden
Een zelfstandig
naamwoord
verwijst
naar
een
mens, dier, plant, begrip
of
eigennaam.
Kenmerken
:
Meestal staat er een lidwoord voor.
Meestal kun je er een meervoud van maken.
Meestal kun je er een verkleinwoord van maken.
Slide 8 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
voegt
iets
bij
aan het
zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een stoffelijke bijvoeglijke naamwoord?
st.bn. zegt its van welke stof iets gemaakt is.
st.bn. heeft maar een vorm
st.bn. staat voor een zelfstandig naamwoord
st.bn. heeft geen trappen van vergelijking
Slide 10 - Tekstslide
Wat is waar?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan waarvan iets gemaakt is
B
als het BN achter het ZN staat, schrijf je het BN zonder -e (onverbogen vorm)
C
Een is een onbepaald lidwoord
D
Een werkwoord kun je vervoegen
Slide 11 - Quizvraag
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Ook als
meewerkend:
Ik geef aan
jou/hem/haar/jullie
.
Of als
lijdend voorwerp
(wie of wat + onderwerp +gezegde)
Ik zie
hen
zwaaien.
Slide 15 - Tekstslide
Aanwijzend voornaamwoord
DIE en DEZE
(wijst naar 'de' woorden)
DIT en DAT
(wijst naar 'het'woorden
Slide 16 - Tekstslide
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
cola
drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)
Slide 17 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar
de
winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 18 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film
gekeken
.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 19 - Quizvraag
Welke bepaalde lidwoorden zijn er?
Slide 20 - Open vraag
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar
huis
.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)
Slide 21 - Quizvraag
Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.
Slide 22 - Open vraag
Ik zoek de
betekenis
van het woord straks even op.
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord
Slide 23 - Quizvraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 24 - Open vraag
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 25 - Quizvraag
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 26 - Open vraag
Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans
Slide 27 - Sleepvraag
Noteer de woordsoort van de onderstaande woorden:
1. Europeanen 2. spreekt 3. talen.
Slide 28 - Open vraag
Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende
broden
gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)
Slide 29 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik
één
boterham gegeten.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Geen lidwoord
Slide 30 - Quizvraag
Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek
gelezen
!
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 31 - Quizvraag
Ik heb hele goede cijfers
op
mijn rapport!
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 32 - Quizvraag
Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.
Slide 33 - Open vraag
Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang
uit
.
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel
Slide 34 - Quizvraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.
Slide 35 - Open vraag
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel te veel gegeten.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 36 - Quizvraag
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.
Slide 37 - Open vraag
Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.
Slide 38 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Week 47 woordsoorten
January 2024
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Woordsoorten
September 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
3Kader Hoofdstuk 4 Taalverzorging les 2
March 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
(1) Herhaling woordsoorten brugklas
January 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Ontleden woordsoorten
October 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Woordsoorten H1
May 2025
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
1THA Woordsoorten benoemen
February 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
(1) Herhaling woordsoorten brugklas
March 2023
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1