5V-BS 1 en BS 2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecondary Education

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In welk orgaan worden 'releasing hormoon' gemaakt?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse
C
Doelorgaan
D
Hypothalamus en hypofyse

Slide 2 - Quizvraag

Geef het begrip voor het regelen rond een bepaald evenwicht.

Slide 3 - Open vraag

Welke stelling is onjuist
A
Hormonen worden vervoerd via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoeld is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft een type receptor waarmee hij het signaal van verschillende hormonen kan ontvangen

Slide 4 - Quizvraag

Een hormoonklier is een …1... en een speekselklier is een ...2...
A
1 = endocriene klier 2 = exocriene klier
B
1 = endocriene klier 2 = endocriene klier
C
1 = exocriene klier 2 = endocriene klier
D
1 = exocriene klier 2 = exocriene klier

Slide 5 - Quizvraag

Welke klieren zijn endocrien?
Er kunnen meerdere antwoorden mogelijk zijn.
A
Maagwandkliertjes
B
Speekselkliertjes
C
Hypofyse
D
Bijnier

Slide 6 - Quizvraag

Positieve of negatieve terugkoppeling?
A
positief
B
negatief

Slide 7 - Quizvraag

Zet de hormoonklieren op de juiste plek
Eierstokken
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Teelballen
Hypofyse
Schildklier

Slide 8 - Sleepvraag

Als je naar dit plaatje kijkt, wat kan je dan concluderen over de locatie van de productie van hormonen en de locatie van de afgifte?
Hier wordt ADH en Oxytocine geproduceerd
Hier wordt ADH en Oxytocine aan het bloed afgegeven

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen hypofyseachterkwab en hypofysevoorkwab?
A
achterkwab werkt via negatieve terugkoppeling, voorkwab via positieve terugkoppeling
B
achterkwab maakt hypofyse hormonen, voorkwab neurohormonen
C
achterkwab bevindt zich achter de hersenstam, voorkwab voor de hersenstam
D
achterkwab reageert op neurohormonen en voorkwab op releasing hormonen

Slide 10 - Quizvraag

Het op temperatuur houden van het lichaam wordt geregeld door middel van...
A
het zenuwstelsel
B
het hormoonstelsel
C
allebei

Slide 11 - Quizvraag

Adrenaline heeft dus verschillende effecten op verschillende organen. Welk effect heeft adrenaline op spieren?
A
Ze gaan extra glucose afgeven
B
Ze gaan extra glucose opnemen
C
Ze gaan sneller samentrekken
D
Ze gaan meer zuurstof opnemen

Slide 12 - Quizvraag

In binasfiguur 89A vind je welke
hormonen worden gemaakt door
hormoonklieren. Welk hormoon
maakt de bijnier?

Slide 13 - Open vraag

Onder stressomstandigheden geeft de hypothalamus CRH af, welk hormoon wordt dan gemaakt door de hypofyse? Gebruik binas 89A.
A
GH
B
TSH
C
ADH
D
ACTH

Slide 14 - Quizvraag

Een patiënt met diabetes type 1 heeft zoete plas. Waardoor komt dit?
A
Teveel glucagon
B
Teveel insuline
C
Te weinig glucagon
D
Te weinig insuline

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de schildklier te traag werkt?
A
Je komt aan
B
Je valt af
C
De schildklier vergroot
D
De schildklier verkleint

Slide 16 - Quizvraag

Waar wordt TRH gemaakt?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse voorkwab
C
Hypofyse achterkwab
D
Schildklier

Slide 17 - Quizvraag

Bij een regelkring kan positieve terugkoppeling plaatsvinden. Waarom komt deze vorm
bijna niet voor bij homeostase?
timer
1:00
A
Door positieve terugkoppeling schommelt de waarde van het interne milieu niet om een bepaalde norm.
B
Door positieve terugkoppeling wordt niet alleen het interne milieu geregeld maar ook het externe milieu.
C
Positieve terugkoppeling werkt niet met hormonen en het zenuwstelsel.
D
Positieve terugkoppeling heeft geen invloed op het interne milieu.

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke groep hormonen is er ook een second messenger nodig?
A
van steroïde hormoon
B
van peptide hormoon

Slide 19 - Quizvraag


Frisdrank
Martine drinkt na het spelen van een hockeywedstrijd een aantal glazen frisdrank. In totaal drinkt zij een liter van deze drank, die voornamelijk bestaat uit water en ruim 5% suiker. Als gevolg hiervan veranderen de concentraties van hormonen in haar bloed.
- Van welk van de hormonen adrenaline, glucagon, insuline en thyroxine stijgt de concentratie in haar bloed zeker als reactie op het drinken van de frisdrank?
A
Van adrenaline.
B
Van glucagon.
C
Van insuline.
D
Van thyroxine.

Slide 20 - Quizvraag

Waar in je lichaam wordt het 'besluit' genomen om meer of minder hormoon te maken?
A
In de hormoonklieren
B
In de grote hersenen
C
In de hersenstam
D
In de hypothalamus

Slide 21 - Quizvraag

Hoe werken eiwithormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 22 - Quizvraag

Hoe werken steroidhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 23 - Quizvraag

Dirk heeft diabetes type I en maakt daardoor niet genoeg insuline aan. Welke cellen disfunctioneren hier?
A
Alfa-cellen
B
Beta-cellen
C
Levercellen
D
Delta-cellen

Slide 24 - Quizvraag

De alvleesklier is een:
A
Exocriene klier
B
Endocriene klier
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 25 - Quizvraag