Celdeling: De scheiding van een cel waaruit twee dochtercellen ontstaan
Moedercel: Een cel die zich opdeelt
Dochtercel: De cellen die ontstaan zijn uit een moedercel bij de celdeling
Meiose: Ook wel reductie deling genoemd. Het is de deling van geslachtscellen waarbij er de helft van de chromosomen overblijven.
Geslachtscellen: De eicellen en zaadcellen. Hebben de helft van de totale hoeveelheid chromosomen.
Chromosomen: Lange strengen DNA die in de celkern liggen.
Mitose: normale celdeling. Hierbij splitsen de cellen zich met de totale hoeveelheid chromosomen.
Genotype: De verzameling van al het genetisch materiaal van een organisme. Dit wordt geërfd van de ouders.
Fenotype: De tot uiting komen van het genotype, dus hoe een organisme eruit ziet.
stuifmeelkorrels: Zaadcellen van planten
stamper: Vrouwelijke deel van planten
Meeldraden: Mannelijke deel van planten