Onderzoek doen met interviews

Onderzoek doen met Interviews
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
W&FMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderzoek doen met Interviews

Slide 1 - Tekstslide

Waar gebruik je je interview voor?

Oriëntatie, hulp bij het vinden van andere/meer bronnen, je gedachten ordenen, onderzoeken welke verbanden van belang zouden kunnen zijn voor je onderzoeksvraag

OF

De hypothese van je (hoofd- of deel) vraag bewijzen of weerleggen. Je hypothese duidt op een causaal verband of correlatie.

Slide 2 - Tekstslide

Dus:
- Bepaal het doel van je interview, en geef het vorm zodat het je doel dient.

- Let op: een onderzoeksvraag/deelvraag moet een causaal verband of correlatie (proberen te) vinden.

Voorbeeldvragen per soort interview:
"Hoe beïnvloedt muziek koopgedrag in een winkel?"
vs
"Welke muziek is bewezen effectief in het verhogen van gemiddelde uitgaven in een supermarkt?"

Slide 3 - Tekstslide

Onderzoek doen dmv interviews
Vier typen interviews, elk met voor- en nadelen:
- Gestructureerd/gestandaardiseerd onderzoek
Vaste vragenlijst

- Semi-gestructureerd onderzoek
Vaste vragen/topics met ruimte voor doorvragen

- Focusgroepen
Groepsgesprek nav vaste onderwerpen/topics

- Ongestructureerd/open interview
Vrij gesprek over een onderwerp

Slide 4 - Tekstslide

Onderzoek moet valide zijn
Vier soorten validiteit:

- Constructvaliditeit
- Interne validiteit
- Externe validiteit
- Ecologische validiteit

Slide 5 - Tekstslide

Soorten Validiteit
Constructvaliditeit
Meet wat je wilt meten (het juiste construct) met je interviewvragen. Met meer specifieke vragen kun je deze validiteit vergroten. Je krijgt namelijk ook gerichtere antwoorden.

Interne validiteit
Alleen relevant voor onderzoek naar causale verbanden. Deze validiteit sluit uit dat je causale verband door een andere factor wordt bepaald. Voorbeeld: meer mensen verdrinken als meer ijsjes worden verkocht (gemeenschappelijke oorzaak ipv causaal verband).

Externe validiteit
Deze is afhankelijk van de representativiteit van je steekproef, en de grootte van de groep mensen waar je iets over wilt zeggen. Voorbeeld: je kunt nav twee interviews met 15 jarigen geen conclusies trekken over alle 15 jarigen.

Ecologische validiteit
Deze hangt af van hoe 'natuurlijk' de interviewomgeving is. Bijv. woonkamer vs laboratorium



Slide 6 - Tekstslide

Uitvoerbaarheid

Pas op:
Interviews zijn meer valide naarmate je er meer afneemt. Je loopt als onderzoeker al snel tegen de grens van het haalbare aan voor je onderzoek. Honderden interviews houden en coderen is enorm tijdsintensief. Focusgroepen organiseren is ook veel werk.

Kies daarom voor het beantwoorden van de deelvragen zo gestructureerd mogelijke interviews. Die zijn (mits goed opgezet) vanuit zichzelf al meer valide. Je kunt met relatief weinig interviews al een (voorzichtige) conclusie trekken.

Slide 7 - Tekstslide

Lage validiteit
Medium validiteit
Hoge validiteit
Weinig voorbereiding
Medium voorbereiding
Veel voorbereiding
gestructureerd/
gestandaardiseerd interview
ongestructureerd/ open interview
semi-gestructureerd interview
focusgroep

Slide 8 - Sleepvraag

Stappenplan: Hoe maak je je interview zo valide mogelijk?

1. Zorg ervoor dat de vragen meten wat je wilt meten (constructvaliditeit).
2. Gebruik een vast interviewschema en laat alle interviews plaatsvinden onder dezelfde omstandigheden (interne validiteit).
3. Zorg dat je alle mogelijke verklaringen van de variatie in je afhankelijke variabele uitsluit (interne validiteit).
 4. Interview voldoende mensen, kies je respondenten willekeurig (aselect) en zorg ervoor dat ze onderdeel uitmaken van de populatie waarnaar je wilt generaliseren (externe validiteit).
 5. Laat alle interviews plaatsvinden onder vertrouwde, natuurlijke omstandigheden voor je respondenten (ecologische validiteit).

Slide 9 - Tekstslide

Interviewvragen maken
Je vragen moeten:
- duidelijk en begrijpelijk zijn
- geen sociaal-wenselijke antwoorden uitlokken
- niet suggestief zijn
- gebaseerd zijn op jouw specifieke probleemstelling en literatuuronderzoek

Bedenk ook vervolgvragen. Waarom/hoe/welke kun je daar goed voor gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
Maak je vragen concreet:

Te theoretisch: Op basis van welke taal- en stijlfouten heeft u besloten om de nakijkdienst in te schakelen?
Concreet en specifiek: Heeft u de nakijkdienst ingeschakeld om grammaticafouten of de academische stijl van uw tekst te verbeteren?
Concrete en specifieke vervolgvraag: Welke grammaticafouten maakt u het meest?

Te vaag: Wanneer u het product bekijkt, welk kleurgevoel overkomt u dan?
Concreet en specifiek: Welke kleur associeert u met het product dat u hier ziet en welk gevoel heeft u daarbij?


Slide 11 - Tekstslide

Sleutelwoorden uit je literatuuronderzoek
Voorbeeld: Vragen formuleren op basis van literatuuronderzoek

Doel van het interview: Informatie verkrijgen over de huidige zorg van diep-dementerende ouderen bij zorginstelling De Vogelvijver

Informatie uit literatuuronderzoek: Uit onderzoek is gebleken dat dementerende ouderen soms feilloos liedteksten kunnen meezingen, terwijl zij niet meer in staat zijn om te praten. In veel woonvoorzieningen wordt muziektherapie gebruikt bij de behandeling van dementie om te zorgen voor heldere momenten en de kwaliteit van leven van de ouderen te verhogen.

Voorbeeld open vraag: Wat voor dagactiviteiten worden voor de ouderen verzorgd om hun kwaliteit van leven te verhogen?

Voorbeeld gesloten vraag: Maakt u bij de Vogelvijver gebruik van muziektherapie?

Slide 12 - Tekstslide

Volgorde van je topics en vragen
Je kunt de volgorde van je topics en vragen op verschillende manieren bepalen. Het doel is om een logische opbouw te creëren en om ervoor te zorgen dat je respondent geïnteresseerd blijft.

  •     Van makkelijke naar lastige vragen;
  •     Per thema of in chronologische volgorde;
  •     Eerst feitelijke vragen, dan meningsvragen en daarna waarom-vragen;
  •     Van probleem tot oorzaak en van gevolg tot mogelijke oplossingen;
  •     Van de probleemstelling naar de methode, naar de resultaten en vervolgens de conclusie.

Slide 13 - Tekstslide

Andere tips
  • Test je interview met iemand (hoeft geen specialist te zijn). Vraag die persoon om feedback.
  • Mik op een gesprek van een half uur. Langer kan frustrerend voelen voor de geïnterviewde partij.
  • Neem je interview op! Vraag daarvoor zeker eerst om toestemming.
  • Vraag of je de persoon opnieuw mag benaderen als je toch nog vervolgvragen hebt.
  • Laat voor het inleveren/publiceren de geïnterviewde personen de onderdelen lezen waar zij in voorkomen. Zo voorkom je fouten omdat je iets verkeerd hebt geïnterpreteerd.
  • Zorg ervoor dat je je afgeronde onderzoeksverslag ook aan de geïnterviewde laat lezen.
  • Neem een leuk kleinigheidje mee (of stuur er een op) als iemand tijd voor je maakt, zoals een mooie bedankkaart of een bloemetje.

Slide 14 - Tekstslide

Bron:
www.scribbr.nl

Slide 15 - Tekstslide