Lezen H6 - Tekst en publiek deel 3

Welkom!
Vandaag:

- 10 minuten lezen
- Bespreken huiswerk
- Klassikale opdracht
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag:

- 10 minuten lezen
- Bespreken huiswerk
- Klassikale opdracht

Slide 1 - Tekstslide

Lezen H6 - tekst en publiek

Slide 2 - Tekstslide

Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij/zij zijn doel niet. 

Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:

Slide 3 - Tekstslide

Noem een soort tekst + het publiek

Slide 4 - Woordweb

Op welke 4 dingen let je om te bepalen voor wie een tekst bedoeld is?

Slide 5 - Open vraag

Publiek
Een tekst is altijd voor een bepaald publiek geschreven.
 
Het publiek kan je opmerken aan de volgende dingen:
- het onderwerp
- de bron
- het taalgebruik
- de lay-out

Slide 6 - Tekstslide

het onderwerp
Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.

Slide 7 - Tekstslide

de bron
Een tekst in Fashionista is vooral voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei) en ga zo maar door. Dagbladen (kranten) zijn meestal gericht op een algemeen publiek.

Slide 8 - Tekstslide

het taalgebruik
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.

In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.

Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals 'epic' en 'lit'; ook wordt je als lezer dan meestal met 'jij ' en 'jou' aangesproken.

Slide 9 - Tekstslide

de lay-out
Advertenties, teksten voor jongeren en popukaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren.

Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.   

Slide 10 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 2, 4 en 5 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
2. Wat betekenen de woorden?
3. Waarom heet het het 'omgekeerde Kortjakjesyndroom'?
4. Wat is de belangrijkste oorzaak van het feit dat ze ziek worden? 
9. Vind je deze tekst betrouwbaar? 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
3. Uit welke alinea(s) bestaat de inleiding van de tekst? 
4. Wat betekenen de woorden?
6. Welke doel-middelverbanden staan in alinea 2?
8. Welke zin geeft de strekking van alinea 3 weer? 
15. Voor welk publiek is de tekst geschreven? 

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 4 van Hoofdstuk 6 Lezen (blz 166).

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar Nieuw Nederlands online en maak de extra opdrachten bij Lezen: 


Slide 15 - Tekstslide