Brechtiaans theater

Guten Tag, Bertolt Brecht!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag, Bertolt Brecht!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het Brechtiaanse theater en het epische theater?
A
Brechtiaans theater is absurder
B
Episch theater kwam vroeger
C
Brechtiaans theater is zoals Aristotelisch theater
D
Dit is hetzelfde

Slide 2 - Quizvraag

In dezelfde adem
  • Brechtiaans theater
  • Episch theater
  • Verhalend theater
  • Politiek theater
  • Theater van de vervreemding
  • Dialectisch theater (voorkeur Brecht)
    ==> Wij gebruiken Brechtiaans of episch theater

Slide 3 - Tekstslide

Dialectisch, qué? 










  • Brecht wou nadruk meer op discussie dan op het spel, vorm of de techniek

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken Brechtiaans theater

  • Toeschouwer moet kritisch blijven, nadenken, conclusies trekken over maatschappij
  • Niet identificeren met personages
    Hoe? Via vervreemdingstechnieken (projecties, songs, proloog, personages stellen zich voor)
  • Personages = antihelden --> antipathie i.p.v. medelijden

Slide 5 - Tekstslide

  • Aankaarten maatschappelijke structuren en machten
  • Wil inzicht geven
  • Wil tegenstand oproepen
  • Wil aanzetten tot verandering 

Slide 6 - Tekstslide

ARISTOTELISCH
BRECHTIAANS
Toeschouwers laten hun verstand thuis
 Politieke betekenis
De toeschouwer leeft zich niet in
De toeschouwer ervaart een catharsis
Geen verteller
Maskers, opvallende make-up
Vierde wand
Muzikanten blijven zichtbaar
Illusie van werkelijkheid wordt doorbroken
Speler identificeert zich niet met rol

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat kost het ijzer?

Slide 9 - Tekstslide

A. De dramaturgen
Welke regieaanwijzingen gespot?

Slide 10 - Open vraag

Voorbeelden regieaanwijzingen:
  • Dit stuk moet op een clowneske wijze worden gespeeld
  • (met hese stem)
  • Een ijzerwinkel die uit een houten tafel en een houten stoel bestaat,...
  • (Erg verbaasd)
  •  (Hij staat recht en gaat wederom gymnastiekoefeningen doen,...)

Slide 11 - Tekstslide

Personages:
  • Svendson: Zweden, puur zakelijk, aanvaardt bloedgeld, denkt dat monopoliepositie onaantastbaar is, opportunist, weet over wapens, maar wil het niet weten
  • Tabakshandelaar: Oostenrijk, klaagt over wapens te duur, wil zich verdedigen, maar kan wapens niet betalen
  • Schoenenverkoopster: Tsjechië-Slowakije, puur zakelijke relatie met Svendson, heeft moeite om te betalen

Slide 12 - Tekstslide

  • De klant: Hitler (Duitsland), wil ijzer om wapens te maken, steeds dreigender, scheldt anderen uit, liegt, eist lagere prijs, constant honger (naar macht), start uiteindelijk oorlog
  • Dame: Frankrijk, heer: Groot-Brittannië, enkel woorden, geen daden, naïef, geloven belofte klant, willen veel bondgenoten, durven niks alleen, grootste klanten van Svendson, maken ook wapens

Slide 13 - Tekstslide

Ben je nog mee?
jawohl
nein

Slide 14 - Poll

B. De historici
Welke referenties naar historische gebeurtenissen?

Slide 15 - Open vraag

Referenties naar historische gebeurtenissen?
  • Verwijzingen naar aanloop van de Tweede Wereldoorlog
  • Verwijzingen naar rol van Hitler
  • Verwijzingen naar houding van de verschillende landen

Slide 16 - Tekstslide

Historische achtergrond
  1. a. Duitsland veroordeeld tot herstelbetaling door Verdrag van Versailles: tussen Duitsland en de Entente
  2. b. Hitler aan de macht in 1933 na democratische verkiezingen --> erna: steeds meer macht tot Duitsland = totalitaire staat
  3. c. Blitzkrieg = snelle, onverwachte aanval
  4. d. Zweden leverde ijzer aan nazi-Duitsland, beweerde zelf neutraal te zijn 

Slide 17 - Tekstslide

Verwijzing naar economische crisis
annexatiepolitiek van Hitler
Oostenrijk kon zich niet verweren
Mei 1940, begin WOII
SVEN: Er wordt minder gerookt tegenwoordig
VO: ... dan kan hij zonder die persoon niet meer leven.
VO: Helaas zijn wapens erg duur.
KLANT: ... Weet u, ik ga nu eten halen. 

Slide 18 - Sleepvraag

Referenties duidelijk voor publiek in 1939?
JA
NEE

Slide 19 - Poll

Verandert de houding van Svendson tijdens het stuk?
JA
NEE

Slide 20 - Poll

Nee, want:
  • Ziet zichzelf als respectabele zakenman
  • Wil iedereen te vriend houden
  • Blijft koppig volhouden: "Weet niet wat met ijzer gebeurt" --> hypocrisie neemt toe
  • Weet zéér goed wat gaande is (bloed op geld, weet dat Van Oostenrijk is overvallen,...)

Slide 21 - Tekstslide

Verandert de situatie van mevrouw Tsjech, meneer Van Oostenrijk en de klant?
JA
NEE

Slide 22 - Poll

Ja, want:
  • Van Oostenrijk: wordt overvallen
  • Mevrouw Tsjech: wordt vermoord
  • Klant: begint een oorlog

Slide 23 - Tekstslide

C. De biografen
  • 18 jaar: militaire dienstplicht --> grondige afkeer van oorlog
  • 30 jaar --> verblijf in Berlijn, leert culturele leven kennen, definitieve doorbraak
  • 40-45 jaar --> vlucht uit Duitsland voor nazisme, emigratie naar VS, terugkeer naar Oost-Duitsland 

Slide 24 - Tekstslide

Welke 'juiste vragen' moesten toeschouwers zich stellen na het stuk?

Slide 25 - Open vraag

De 'juiste vragen':
  • Wat is de zin van oorlog?
  • Mag je in een conflict neutraal blijven?
  • Wat verstaan we onder 'moreel juist gedrag'?

Slide 26 - Tekstslide

Parabel? Ja, want ... 
  • Parabel = 'vergelijking' of 'gelijkenis'
  • De handelende figuren zijn mensen
  • Zedenles wordt niet expliciet vermeld, lezer moet begrijpen op basis van de 'vergelijking'

Slide 27 - Tekstslide

Nee, want ... 
  • Toon misschien niet plechtig genoeg?
  • Bekendste parabels zijn epische en religieuze teksten, geen dramatische en wereldlijke

Slide 28 - Tekstslide

Welke inspanning verwacht Brecht van zijn toeschouwers i.v.m. de herkenbaarheid van de personages?

Slide 29 - Open vraag

Inspanningen:
  • Toeschouwers moeten zich intellectueel inspannen
  • Toeschouwers moeten kritisch nadenken over politieke situatie
  • Achterhalen wie de personages voorstellen
  • Wat is het doel van dat ene, onherkenbare personage 'de klant'?

Slide 30 - Tekstslide

"Als de regering ontevreden is over het volk, waarom kiest ze dan geen nieuw volk?"

Slide 31 - Woordweb

"Als de regering ontevreden is over het volk, waarom kiest ze dan geen nieuw volk?"
  • Kan niet: regering zit met volk 'opgescheept'
  • Omgekeerd kan wel: volk kan nieuwe regering kiezen bij ontevredenheid
  • Doel Brecht: verandering van onderaf

Slide 32 - Tekstslide

"Eerst het voer, dan de moraal"

Slide 33 - Woordweb

"Eerst het voer, dan de moraal"
  • Eerste bekommernis mens: buik vullen, eten
  • Tot welke prijs? Speelt geen rol
  • Opportunisme, het doel heiligt de middelen?

Slide 34 - Tekstslide

VAT DE LES SAMEN IN 1 à 2 ZINNEN:

Slide 35 - Open vraag