Les 2 week 47 Nederlands

Les 2
Les Nederlands 

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 2
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Uitleg: 
- Verkleinwoorden


Uitvoeren: 
- werken in studiemeter aan verkleinwoorden



Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden

Slide 3 - Tekstslide

In deze les leren jullie...
wat een verkleinwoord is!
 hoe je eenvoudige en moeilijkere verkleinwoorden schrijft.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn verkleinwoorden?

Slide 5 - Open vraag

Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!

Slide 6 - Tekstslide

De meeste verkleinwoorden zijn gemakkelijk te maken.
Je zet achter het zelfstandig naamwoord:-je of -tje 
huis - huisje
stad - stadje
stoel - stoeltje

Slide 7 - Tekstslide

-je
- Zelfstandig naamwoorden meestal -je

- de kaas                       het kaasje
- de worst                     het worstje
- het huis                      het huisje



Slide 8 - Tekstslide

-pje
woorden die eindigen op -m

- de boom               het boompje
- de zoom               het zoompje
- het geheim         het geheimpje

Slide 9 - Tekstslide

-tje
- de lepel              het lepeltje
- de stoel              het stoeltje
- het ding              het dingetje

Slide 10 - Tekstslide

-tje
De medeklinker wordt verdubbeld als er een korte klinker is (niet bij alle woorden)

- de ster                    het sterretje
- de pop                    het poppetje

Slide 11 - Tekstslide

-tje
Woorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u)

- de auto                 het autootje
- de paraplu           het parapluutje
- de logé                  het logeetje

Slide 12 - Tekstslide

-tje
Woorden die eindigen op -i wordt -ietje

- de taxi                 het taxietje
- de ski                   het skietje

Slide 13 - Tekstslide

'tje
Woorden die eindigen op -y en afkortingen

- de baby                 het baby'tje
- de hobby              het hobby'tje
- de usb                   het usb'tje

Slide 14 - Tekstslide

-nkje
Woorden die eindigen op -ng

- de woning                    het woninkje
- de koning                     het koninkje

Slide 15 - Tekstslide

afkortingen en cijfers
dvd                         dvd'tje
A4                          A4'tje

Slide 16 - Tekstslide

afwijkende verkleinvormen
Jongen                     jongetje
Blad                            blaadje
Bril                             brilletje

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Bedenk een verkleinwoord met
-je of -tje (dat nog niet in de voorbeelden heeft gestaan.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het juiste verkleinwoord voor stem?
A
stempje
B
stemetje
C
stemmetje
D
stemmen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van het raam?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het goede verkleinwoord voor café?
A
cafétje
B
cafeetje
C
caféetje
D
cafeettje

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van de woning?

Slide 23 - Open vraag

Welke woordsoort kun je verkleinen?
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord voor de auto?

Slide 25 - Open vraag

Hoe schrijf je het verkleinwoord van lampion?
A
lampionnetje
B
lampiontje
C
lampionetje
D
lampionnentje

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de verkleinvorm van "verdieping"?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de verkleinvorm van "cd"?

Slide 28 - Open vraag

timer
1:00
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.

Slide 29 - Woordweb

Uitvoeren: 

* werken in studiemeter; Starttaal Online 3F; Taalverzorging; Spelling; verkleinwoorden en meervoudsvormen (elk 3 opdrachten)




Slide 30 - Tekstslide