wk 5 leerdoelen

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
scheikundeMBOStudiejaar 1,4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

eigenschap zuur

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

eigenschap base

Slide 5 - Woordweb

Wat gebeurt er als je een zuur toevoegt aan een base?
A
Niets
B
pH wordt lager
C
pH wordt hoger

Slide 6 - Quizvraag

Pak je binas
Tabel 49

Slide 7 - Tekstslide

NaOH bevat het OH- ion. Dit is een .....
A
sterk zuur
B
zwak zuur
C
sterke base
D
zwakke base

Slide 8 - Quizvraag

HNO3 is een .....
A
sterk zuur
B
zwak zuur
C
sterke base
D
zwakke base

Slide 9 - Quizvraag

HCOOH is een .....
A
sterk zuur
B
zwak zuur
C
sterke base
D
zwakke base

Slide 10 - Quizvraag

NH3 is een
A
sterk zuur
B
zwak zuur
C
sterke base
D
zwakke base

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

zwavelzuur H2SO4 is een tweewaardig zuur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

HNO2 is een tweewaardig zuur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

HS- is een tweewaardige base
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Cl- is een tweewaardige base
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

anorganisch






















H2SO4
organisch
H2SO4
CH3COOH
HOOC-COOH
H3PO4
HF
NH4+
HCOOH

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de protolysereactie(s) van
HBr in water.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Noteer de protolysereactie(s) van
carbonaat-ion (CO3^2-) in water.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welke oplossing heeft de meeste H+ deeltjes?
A
pH 4
B
pH 5
C
pH 6
D
pH 7

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welke oplossing heeft de meeste OH- deeltjes?
A
pH 10
B
pH 11
C
pH 9
D
pH 8

Slide 29 - Quizvraag

Het zout natriumfosfaat (Na3PO4) is goed oplosbaar in water. Welk deeltje zorgt voor de pH verandering? Wat kun je zeggen over de pH van de oplossing

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

het woord "geconjugeerd" betekent bij relatie hebben met elkaar.
A
niet waar
B
waar

Slide 33 - Quizvraag

sleep de geconjugeerde zuur/base-paren bij elkaar
H2O
NH4+
CH3COO-
H2S
H3O+
H2O
NH3
CH3COOH
OH-
HS-

Slide 34 - Sleepvraag

Slide 35 - Tekstslide

welke kleur heeft de indicator fenolrood in het omslagtraject.
(tabel 52A binas)
A
rood
B
geel
C
groen
D
oranje

Slide 36 - Quizvraag

In de erlenmeyer zit een zoutzuur.
De titrans is natronloog.
de indicator fenolftaleïne.
wat is de kleuromslag van de indicator?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Leg het begrip amfolyt uit.
begin met;
Het is een deeltje dat......

Slide 39 - Open vraag

welke deeltjes zijn amfolyt?
(gebruik binas tabel 49)
A
B
C
D

Slide 40 - Quizvraag

ik heb geleerd..

Slide 41 - Woordweb

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide