1e, 2e en 3e tijdvak vergeleken;
- oorzakelijk verband vragen (leg uit, verklaar, waarom) 2 tot 4 vragen (8 - 16pt)
- argumentatie-vragen (beredeneer, laat zien, toon aan) 0 vragen
- toepassingsvragen (leg uit, laat zien, toon aan) 2 tot 3 vragen (8 - 12pt)
- volgorde-vragen (zet in de juiste volgorde) 0 vragen
- kenmerkend aspectvragen (noem, leg uit) 1 tot 2 vragen (4 - 8pt)
- historische vaardigheden-vragen (leg uit, geef aan) 1 tot 2 vragen (4 - 8pt)
- combinatievragen (koppel aan, verbind) 0 vragen
De 4pts-vragen zijn voornamelijk 2-4 oorzakelijk verband vragen, 2-3 toepassingsvragen, 1-2 kenmerkend aspectvragen, 1-2 historische vaardigheden-vragen.