2425 week 2 juni

  • overhoren bijvoeglijk naamwoord
  • boekje: courage Youki
  • signaalwoorden
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik of ik het bijvoeglijk naamwoord beheers
  • Ben ik klaar voor het SO over Youki
  • signaalwoorden

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • overhoren bijvoeglijk naamwoord
  • boekje: courage Youki
  • signaalwoorden
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik of ik het bijvoeglijk naamwoord beheers
  • Ben ik klaar voor het SO over Youki
  • signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de vrouwelijke vormen ev van onderstaande bijv. nmw.
beau
bon
sportif
rouge
vieux
fou
heureux

Slide 2 - Tekstslide

Noteer de vrouwelijke vormen van onderstaande bijv. nmw.
beau - belle
bon - bonne
sportif - sportive
rouge - rouge
vieux - vieille
fou - folle
heureux - heureuse

Slide 3 - Tekstslide

Noteer het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek.

(sportif) Il a des ……………….. parents …………………
(frans) Il rencontre une …….……….… fille …………………
(nouveau) J’ai un …………….… sac à dos …………………
(grand) À Biarritz, il y a une …………..….. plage ……………… 



Slide 4 - Tekstslide

Noteer het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek.

(sportif) Il a des ……………….. parents …sportifs………………
(frans) Il rencontre une …….……….… fille …française………………
(nouveau) J’ai un ……nouveau……….… sac à dos …………………
(grand) À Biarritz, il y a une …grande………..….. plage ……………… 



Slide 5 - Tekstslide

Vertaal het deel tussen haakjes in het Frans. Denk aan de juiste vorm en plek.

(een mooie boom) C’est ………………………………..
(een grote zus) J’ai ……………………………... . Elle s’appelle Alice
(een Nederlandse jongen) Hans est ……………….. qui habite à Delft.

Slide 6 - Tekstslide

Vertaal het deel tussen haakjes in het Frans. Denk aan de juiste vorm en plek.

(een mooie boom) C’est ………un bel arbre………………………..
(een grote zus) J’ai …………une grande soeur…………………... . Elle s’appelle Alice.
(een Nederlandse jongen) Hans est ……un garçon néerlandais………….. qui habite à Delft.

Slide 7 - Tekstslide

Lees de laatste scène

Wat betekent:
courir (il court)
la porte
il aboie
Ce n'est pas le chien de la voisine


Slide 8 - Tekstslide

sa maîtresse
le refuge
s'occuper d'un chien
la souris
voisin - voisine
Promener le chien
Ne veulent pas
Toujours
triste

Slide 9 - Tekstslide

Leg de titel van het boekje uit
Courage, Youki



Slide 10 - Tekstslide

Donderdag SO
Neem je boek mee. 
Als je klaar bent ga je erin werken. 
Boek niet bij je -> meer huiswerk....

HUISWERKCONTROLE

Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden
Grammaire lexicale blz 97

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden - Apprendre 10 (p.124)
Signaalwoorden zorgen voor structuur. Sommige signaalwoorden geven een volgorde aan en andere een verband in de tekst.
Ik begrijp het nut van signaalwoorden en ik kan ze verstaan/lezen.
d'abord
eerst
donc
dus
ensuite/
puis
vervolgens
en plus
bovendien
Après
daarna
mais
maar
enfin / 
finalement
uiteindelijk
parce que
omdat
aussi
ook
pourtant
echter
car
want
si
als, indien

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

aussi – car – d’abord – donc – enfin – ensuite
1 Avant de sortir, nous devons ... faire nos devoirs.
2 Il n’y a plus de pain, ... je vais à la boulangerie.
3 Simon est jaloux ... Anna sort avec son copain.


Slide 15 - Tekstslide

aussi – car – d’abord – donc – enfin – ensuite – pourtant – si
1 Avant de sortir, nous devons d'abord faire nos devoirs.
2 Il n’y a plus de pain, donc je vais à la boulangerie.
3 Simon est jaloux car Anna sort avec son copain.


Slide 16 - Tekstslide

Reden
Tijd
Opsomming
Conclusie
Tegen-
stelling
Parce que
Et
D'abord
En conclusion
Au contraire

Slide 17 - Sleepvraag

Welke type verband geeft "ook" weer?
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Reden
D
Opsomming

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal het signaalwoord "ook"
A
Jamais
B
Aussi
C
Après
D
Avant

Slide 19 - Quizvraag

Zet de signaalwoorden in de juiste volgorde
Signaalwoorden (mots connecteurs)
d'abord
ensuite
enfin

Slide 20 - Sleepvraag

Vertaal het signaalwoord "omdat"
A
Car
B
Parce que
C
Et
D
De plus

Slide 21 - Quizvraag

Welk type verband geeft "maar" weer?
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Reden
D
Opsomming

Slide 22 - Quizvraag

Vertaal het signaalwoord "maar"
A
Mais
B
Aussi
C
Parce que
D
Également

Slide 23 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 24 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 25 - Quizvraag

Signaalwoorden - p. 97
Ik begrijp het nut van signaalwoorden en ik kan ze verstaan/lezen.
Klaar? Start met lezen witte blok over Timour, blz 97

Slide 26 - Tekstslide


Les devoirs
Maken exercice 6 blz 95 en 96
Leren apprendre 10 blz 124

HUISWERKCONTROLE
  • SO Youki
  • Klaar: lire blz 94 en exercice 6 maken

Slide 27 - Tekstslide

Signaalwoorden
apprendre 10 blz 124

Slide 28 - Tekstslide