Unité 6 futur + futur du passé verbes en -er, -re, -ir

futur + futur du passé
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

futur + futur du passé

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel: aan het einde van de les...
- weet ik het verschil tussen de futur simple (o.t.t.t.) en de futur du passé (o.v.t.t.)
- kan ik uit een zin halen welke tijd ik moet gebruiken
- weet ik hoe ik de werkwoorden moet vervoegen in de futur simple en de futur du passé

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Le futur simple
Le futur simple: toekomende tijd (= na de dag van vandaag).
Je gebruikt in het NL zal of zullen + infinitief (ik zal werken, wij zullen gaan)

VORMING: ww op er-ir: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN AVOIR
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont
VB: parler - je parlerai       regarder - tu regarderas

Let op: bij ww op -re vervalt de laatste -e: 
VB: vendre - je vendrai


Slide 4 - Tekstslide

Le futur simple
VOORBEELD: Rijtje van 'travailler' in de futur simple:

Je               travaillerai               ik zal werken
Tu               travailleras              jij zult werken
Il/elle/on travaillera                hij/zij/men zal werken
Nous         travaillerons          wij zullen werken 
Vous          travaillerez             jullie zullen werken/ u zult werken
Ils/elles    travailleront           zij zullen werken 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

wij zullen kijken (regarder)
A
nous regardons
B
nous regarderons
C
nous regardont
D
nous regarderont

Slide 7 - Quizvraag

zij zal verkopen (vendre)
A
elle venda
B
elle vend
C
elle vendra
D
elle vendre

Slide 8 - Quizvraag

jij zult vertrekken (partir)

Slide 9 - Open vraag

Le futur du passé (of: le conditionnel)
Le futur du passé: je gebruikt in het NL zou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken.

VORMING: ww op er-ir
HEEL WERKWOORD + UITGANGEN IMPARFAIT
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
VB:     parler - je parlerais               regarder - tu regarderais
Ook hier vervalt bij ww op -re de laatste -e: vendre - je vendrais



Slide 10 - Tekstslide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
VOORBEELD: rijtje van "travailler" in de futur du passé/conditionnel:

Je               travaillerais                      ik zou werken
Tu               travaillerais                      jij zou werken
Il/elle/on travaillerait                       hij/zij/men zou werken
Nous         travaillerions                  wij zouden werken 
Vous          travailleriez                     jullie zouden werken/ u zou werken
ils/elles    travailleraient                zij zouden werken 


Slide 11 - Tekstslide

ik zou kiezen (choisir)
A
je choisissais
B
je choisais
C
je choisirais
D
je choirais

Slide 12 - Quizvraag

wij zouden verkopen (vendre)
A
nous vendions
B
nous vendreions
C
nous vendrons
D
nous vendrions

Slide 13 - Quizvraag

zij (m) zouden vinden (trouver)

Slide 14 - Open vraag

! R !
Is je al opgevallen dat je vóór de uitgangen van de futur simple en de futur du passé ALTIJD de letter R krijgt...? Kijk maar:
- je regarderai (ik zal kijken)
- tu vendras (jij zult verkopen)
- nous finirions (wij zouden eindigen)
- il choisirait (hij zou kiezen)

Slide 15 - Tekstslide

Oefen nu op verbuga.eu 



de verbes réguliers
(zie helemaal rechts)
op -er, -ir, -re
in de futur 
en 
de futur du passé
Klaar met oefenen? 
Leer dan apprendre 6 blz. 120 = huiswerk voor morgen

Slide 16 - Tekstslide