Wederkerend en wederkerig vnw

Wederkerend en wederkerig vnw


- zelfstandig naamwoord en lidwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- persoonlijk en bezittelijk vnw
- hulpwerkwoord, koppelwerkwoord en zelfstandig werkwoord
- aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
- voorzetsel en bijwoord

- wederkerend en wederkerig vnw
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wederkerend en wederkerig vnw


- zelfstandig naamwoord en lidwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- persoonlijk en bezittelijk vnw
- hulpwerkwoord, koppelwerkwoord en zelfstandig werkwoord
- aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
- voorzetsel en bijwoord

- wederkerend en wederkerig vnw

Slide 1 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord

Er is in het Nederlands maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar. Soms wordt het geschreven als mekaar of elkander.

Slide 2 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Er zijn meerdere wederkerende voornaamwoorden (me/mezelf, je/jezelf, zich/zichzelf en ons/onszelf). Bij wederkerende werkwoorden (zich verslikken,  zich vergissen) zie je het onderwerp 'wederkeren' (terugkomen) in een wederkerend voornaamwoord. Het hangt van het onderwerp af welk wederkerend vnw je gebruikt.
- ik verslik me                   - wij verslikken ons
- jij verslikt je                  - jullie verslikken je
- hij/zij/ze verslikt zich       - zij/ze verslikken zich

Slide 3 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
De wederkerende voornaamwoorden mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf komen alleen voor bij toevallig wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) en niet bij verplicht wederkerende werkwoorden (zich verslikken, zich vergissen):

- Janny wast zichzelf altijd met badschuim.
- Ik vergiste mezelf bij het uitrekenen van de som (klopt niet)

Slide 4 - Tekstslide

Wederkerend vnw of iets anders?
Het woord zich is altijd wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn. De woorden je en ons kunnen daarnaast ook nog bezittelijk voornaamwoord zijn. Bedenk dan goed welke regel erbij hoort.

- Schaam je (pers vnw) je (wederk. vnw) altijd als je (bez.vnw) broertje een domme opmerking maakt?

Slide 5 - Tekstslide

1. Denk jij dat Jos zich zo'n Iphone kan veroorloven of is die te duur voor hem?

JIJ =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 6 - Quizvraag

1. Denk jij dat Jos zich zo'n Iphone kan veroorloven of is die te duur voor hem?

ZICH =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 7 - Quizvraag

1. Denk jij dat Jos zich zo'n Iphone kan veroorloven of is die te duur voor hem?

HEM =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 8 - Quizvraag

2. Ik heb me vergist bij de berekening van mijn reiskosten.

IK =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 9 - Quizvraag

2. Ik heb me vergist bij de berekening van mijn reiskosten.

ME =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 10 - Quizvraag

2. Ik heb me vergist bij de berekening van mijn reiskosten.

MIJN =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 11 - Quizvraag

3. We hebben ons in het zweet gewerkt om jouw kamer in één dag te schilderen.

WE =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 12 - Quizvraag

3. We hebben ons in het zweet gewerkt om jouw kamer in één dag te schilderen.

ONS =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 13 - Quizvraag

3. We hebben ons in het zweet gewerkt om jouw kamer in één dag te schilderen.

JOUW =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 14 - Quizvraag

4. Je moest je schamen omdat je je tegen ons zo onaardig gedragen hebt.

JE (1) =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 15 - Quizvraag

4. Je moest je schamen omdat je je tegen ons zo onaardig gedragen hebt.

JE (2) =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 16 - Quizvraag

4. Je moest je schamen omdat je je tegen ons zo onaardig gedragen hebt.

JE (3) =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 17 - Quizvraag

4. Je moest je schamen omdat je je tegen ons zo onaardig gedragen hebt.

JE (4)=
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 18 - Quizvraag

4. Je moest je schamen omdat je je tegen ons zo onaardig gedragen hebt.
ONS =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 19 - Quizvraag

5. Met zijn boze mail heeft hij zichzelf behoorlijk in de vingers gesneden.

ZIJN =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 20 - Quizvraag

5. Met zijn boze mail heeft hij zichzelf behoorlijk in de vingers gesneden.

HIJ =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 21 - Quizvraag

5. Met zijn boze mail heeft hij zichzelf behoorlijk in de vingers gesneden.

ZICHZELF =
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 22 - Quizvraag