oefening grammatica paragraaf 20 & 21 2h

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

De drie meest voorkomende werkwoorden die als koppelwerkwoorden gebruikt kunnen worden, zijn:

Een werkwoordelijk gezegde bevat een zelfstandig werkwoord
en
een naamwoordelijk gezegde bevat een koppelwerkwoord.

1. Juist
2. Onjuist

Welke drie wederkerige voornaamwoorden zijn er?

De volgende voornaamwoorden:
iemand, niemand, iets, niets, wat en men
zijn:

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. vragend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Wat is het verschil tussen
een hoofdtelwoord en een rangtelwoord?

Noteer de werkwoorden en geef aan of het een zelfstandig werkwoord, een hulpwerkwoord of een koppelwerkwoord is.

Dat moet gevierd worden!

Noteer het gezegde van onderstaande zin. Geef aan of het om een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde gaat.

Fruit en groenten worden gewogen bij de kassa.

Thomas was een half jaar in Australië.

Het goede antwoord is:

1. was = wg
2. was = ng
3. was een half jaar = ng
4. was in Australië = ng

Noteer het gezegde van onderstaande zin. Geef aan of het om een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde gaat.

De minister-president blijft geduldig.

Benoem de vragende en onbepaalde voornaamwoorden in onderstaande zin.

Ik weet het zo net nog niet; wat denk jij?

Deze week: tweede paar schoenen voor de halve prijs!

1. tweede = bepaald hooftelwoord halve = onbepaald hoofdtelwoord
2. tweede = bepaald rangtelwoord halve = onbepaald rangtelwoord
3. tweede = bepaald rangtelwoord halve = onbepaald hoofdtelwoord
4. tweede = bepaald hoofdtelwoord halve = onbepaald rangtelwoord