klas 2 wo 13 sept
1 / 18
Lesduur is: 5 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Getallen: hoe schrijf je:
20
20
A
twanzig
B
zwanstig
C
zwanzig
D
zwanzich
Slide 5 - Quizvraag
Hoe maak je de getallen vanaf 20. Bijvoorbeeld 24?
timer
0:15
A
zwanzigundvier
B
vierzwanzig
C
vierundzwanzig
Slide 6 - Quizvraag
Getallen: hoe schrijf je:
17
17
A
siebenzehn
B
ziebenzehn
C
siebzehn
D
ziebzehn
Slide 7 - Quizvraag
getallen: welke is goed?
30 50
30 50
A
dreißig fünfzig
B
dreißig funfzig
C
dreizig funfzig
D
dreizig fünfzig
Slide 8 - Quizvraag
Getallen:
1
1
A
ein
B
eins
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
die Verwandten =
A
het gezin
B
de kennissen
C
de bekenden
D
de familie(leden)
Slide 12 - Quizvraag
die Familie und andere Verwandten Was gehört zusammen?
de zus
de neef
de kleindochter
de kleinzoon
de dochters
de nicht
de zoon
de halfbroer
die Schwester
der Cousin
die Enkelin
der Enkel
die Töchter
die Cousine
der Sohn
der Halbbruder
Slide 13 - Sleepvraag
Wie is GEEN familie?
A
die Cousine
B
die Tante
C
die Freundin
D
die Schwester
Slide 14 - Quizvraag
die Geschwister
A
de broers
B
de zussen
C
de broers en zussen
D
de broer en zus
Slide 15 - Quizvraag
Das Einzelkind
A
het kleinkind
B
het stiefkind
C
het enig kind
D
het kleine kind
Slide 16 - Quizvraag
Was passt zusammen? Ordne zu
Das ist mein Bruder.
Ich habe viele Cousinen.
Meine Freundin heißt Kim.
Sie ist neunzehn Jahre alt.
Nein ich bin Einzelkind.
Hast du viele Verwandte?
Hast du Geschwister?
Wer ist das?
Wie heißt deine Freundin?
Wie alt ist deine Schwester?
