5. Geboorte en sterfte in Nederland en Duitsland

EXAMENVRAAG
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

EXAMENVRAAG

Slide 1 - Tekstslide

maximumscore 2
Voorbeelden van juiste gevolgen zijn (twee van de volgende):
− het sluiten van scholen
− het verdwijnen van winkels
− het verdwijnen van uitgaansgelegenheden/sportfaciliteiten
− het verdwijnen van verbindingen in het openbaar vervoer
Gebruik bron 1. Bij welk stedelijk gebied of welke stad past de omschrijving. 
Vul in: Randstand of Ruhrgebied 
De steden zijn pas na 1800 heel snel gaan groeien: 
De steden zijn in de loop van de afgelopen eeuwen geleidelijk gegroeid: 
De steden in dit gebied zijn van oorsprong groener: 
In dit gebied liggen meer industriegebieden die niet meer gebruikt worden: 
Randstad 
Randstad 
Ruhrgebied 
Ruhrgebied 

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leefbaarheid in een wijk kun je afleiden van de
A
bebouwingsdichtheid
B
autodichtheid
C
voorzieningenniveau
D
bereikbaarheid

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bestemmingsplan is een voorbeeld van ruimtelijke ordening dat door de .............wordt gemaakt.
A
provincie
B
gemeente
C
regering
D
Europese Unie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je doen als je het niet eens bent met het bestemmingsplan?
A
Naar een inspraakavond gaan.
B
Bezwaar maken.
C
Een aanklacht sturen naar de gemeente.
D
Zelf het bestemmingsplan aanpassen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk begrip?
A
Stad
B
Agglomeratie
C
Stadsgewest
D
Stedelijk gebied

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk begrip?
A
Stad
B
Agglomeratie
C
Stadsgewest
D
Stedelijk gebied

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geboorte en sterfte in Nederland en Duitsland

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
• Je kunt de natuurlijke bevolkingsgroei in Nederland en Duitsland vanaf 1950 beschrijven en verklaren.
• Je kunt verklaren waarom de natuurlijke bevolkingsgroei in Nederland en Duitsland
vanaf 1950 verschillend verliep

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevolking in beweging
Bevolkingsontwikkeling = gaat over de verandering van het aantal mensen en over de samenstelling van de bevolking. 
Dus: 
- komen er meer of minder ouderen?
- komen er meer of minder kinderen? 
- komen er meer of minder migranten? 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXAMENVRAAG

Slide 11 - Tekstslide

F
Wat is natuurlijke bevolkingsgroei?

Slide 12 - Open vraag

Met natuurlijke bevolkingsgroei, ook wel natuurlijke groei of natuurlijke aanwas genoemd, worden alle veranderingen in de omvang van de bevolking bedoeld voor zover die het gevolg zijn van geboorte en sterfte. De natuurlijke bevolkingsgroei wordt bepaald door het geboortecijfer te verminderen met het sterftecijfer.
Cijfers over geboorte en sterfte 
Natuurlijke geboortegroei = het verschil tussen geboortes en sterftes. 
Je kijkt naar: 
  • geboortecijfers 
  • sterftecijfers 
Er ontstaat een geboorteoverschot of een sterfteoverschot. 

Geboortecijfer = het aantal levendgeboren per 1000 mensen per jaar. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er worden 20 kinderen geboren (per 1000). Het sterftecijfer is 13 (per 1000). Wat is het geboorteoverschot? Schrijf de berekening ook op.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Demografische transitiemodel
  • Wat is het?
  • Het demografisch transitiemodel is een model dat de overgang binnen een bepaald gebied beschrijft van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers. Het model heeft vijf fases. Bij elk van de vijf fases van het model past een ander soort demografische samenstelling. Het demografisch transitiemodel ziet er als volgt uit:
  • Kennisclips
Geboortecijfer = het aantal levendgeboren per 1000 mensen per jaar. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXAMENVRAAG

Slide 16 - Tekstslide

maximumscore 2
1 = juist
2 = juist
3 = onjuist
Afnemende groei in NL en DL
Afnemende groei wil dus zeggen dat de bevolking(als er geen migratie zou zijn) kleiner zou worden? 
Wat zijn de oorzaken van deze afnemende groei? 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kan je een oorzaak bedenken waardoor er in NL minder kinderen zijn geboren vanaf 1950

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken:
  1. Hoger welvaart 
  • betere gezondheidszorg, eten en hygiene, daardoor minder kindersterfte en worden mensen ouder. 
  1. Positie van de vrouwen
  2. Anticonceptie 
  3. Secularisatie - minder invloed kerk 
Wat betekent levensverwachting? 
Leg uit dat vergrijzing en ontgroening samen gaan? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil Nederland 
en Duitsland 
In welk land is het geboortecijfer lager? 
In welk jaar ontstaat een sterfteoverschot in Duitsland? 
Wat is het verschil in het geboortecijfer van NL en DL vanaf 2015? En kan je hier een verklaring voor geven? 
Kan je in deze bronnen het gebruik van de pil terug zien? 
Welk land heeft het hoogste sterftecijfer? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe goed ken je het nu? 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXAMENVRAAG

Slide 22 - Tekstslide

F
De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het geboortecijfer?
A
bevolkingaantalgeboorten1000
B
vrouwenaantalgeboorten1000
C
aantalgeboorten1000
D
bevokingaantalgeboorten100

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het geboortecijfer van NL is...
A
7
B
11
C
15
D
19

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland is het sterftecijfer 8, het geboortecijfer 10. Heeft Nederland een sterfteoverschot of een geboorteoverschot?
A
Sterfteoverschot
B
Geboorteoverschot

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Duitsland is het sterftecijfer 11, het geboortecijfer 8. Is er in Duitsland een sterfteoverschot of een geboorteoverschot?
A
Sterfteoverschot
B
Geboorteoverschot

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf welk jaartal is in Duitsland het geboorteoverschot een sterfteoverschot geworden?
A
1950
B
1960
C
1970
D
1980

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor ontstaat vergrijzing?
A
Stijging van het aantal kinderen
B
Daling van de levensverwachting
C
Migratie
D
Stijging van de levensverwachting

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is vergrijzing en ontgroening hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Steeds meer basisscholen worden gedwongen om te fuseren, dat is een gevolg van...
A
Ontgroening
B
Vergrijzing

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De babyboom uit het verleden zorgt nu voor...
A
ontgroening
B
vergrijzing
C
emigratie
D
immigratie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies