8.3 Ongelijkheid in Brazilië

Ongelijkheid in Brazilië
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ongelijkheid in Brazilië

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Na deze les weet je:
* wat de ongelijkheid in Brazilie inhoudt
* wat het verschil is tussen sociale en regionale ongelijkheid
* wat favela's zijn
* wat een gated community is

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brazilië ongelijkheid
inkomensongelijkheid > niet iedereen 
           profiteert van de economische groei
- Veel mensen urbaniseren.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gini-coëfficient
Sociale ongelijkheid meten we met de GINI-index. Dat cijfer ligt tussen 0 en 1.
Bij 0 is er totale gelijkheid. Bij 1 is er alleen maar ongelijkheid
De Lorenzcurve is hiervan de grafische weergave. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongelijkheid Brazilië
Met de Gini coefficient wordt de ongelijkheid in een land aangegeven. Het getal ligt tussen de 0 en 1. Hoe dichter de Gini Coefficient van een land bij het getal 0 ligt, hoe beter het is. Hoe dichter bij de 1, hoe meer armoede er is in een land.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

LORENZCURVE 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lorenzcurve
De Lorenzcurve is een grafische weergave van de inkomens- of vermogensverdeling in een land. Met behulp van gegevens over het aantal personen en het gemiddelde inkomen van die personen kun je in een aantal stappen een Lorenzcurve tekenen:

  • Stap 1: verdeel de personen in gelijke groepen (bijvoorbeeld 5 groepen) van laag inkomen naar hoog inkomen,
  • Stap 2: bereken het procentuele aandeel van elke groep (zowel voor personen als inkomen),
  • Stap 3: maak de procentuele aandelen cumulatief (“bij elkaar opgeteld”),
  • Stap 4: teken de Lorenzcurve met behulp van de cumulatieve percentages.


Slide 8 - Tekstslide

• Punt A: de 40% mensen met de laagste inkomens, verdienen 9% van het totale inkomen (en dus verdienen de 60% mensen met de hoogste inkomens 91% van het inkomen)
• Punt B: de 90% mensen met de laagste inkomens verdienen 56% van het inkomen (en dus verdient de top-10% van de mensen met de hoogste inkomens 44% van het inkomen)

Regionale Ongelijkheid

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regionale Ongelijkheid
  • Verschillen in welvaart en welzijn tussen gebieden.
  • Zowel in een land als in een stad.

  • Hoop: Arme mensen trekken richting rijkere gebieden.
  • Ook in rijke landen > London salaris 40% hoger dan omgeving.




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regionale ongelijkheid NL
Regionale ongelijkheid Brazilië

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid
> BNP zegt iets over gemiddelde van alle inwoners in een land.

> Maar heeft iedereen evenveel?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale Ongelijkheid
> Nee, sommige hebben erg veel, andere bijna niets.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale Ongelijkheid
> Sociale ongelijkheid is dus: 

Ongelijkheid in leefomstandigheden 
(welvaart, gezondheid, woonomstandigheden), binnen een groep mensen.



Schoon drinkwater, gezondheidiszorg, onderwijs, woning, etc.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat meet je met de Gini-coëfficiënt?
A
Inkomens(on)gelijkheid
B
Economische groei
C
Export/import balans
D
Politieke stabiliteit

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoger de Gini coëfficient hoe .......
A
ongelijker
B
gelijker

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft een ... Gini-coëfficiënt.
A
hoge
B
lage

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid gaat over verschillen in ...
A
inkomen
B
opleidingsniveau
C
levensomstandigheden
D
werkgelegenheid

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid is in semiperiferie landen in het algemeen groter dan in centrumlanden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar 50% van de bevolking?
A
Ongeveer 10%
B
Ongeveer 50%
C
Ongeveer 90%
D
Ongeveer 60%

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschillen in neerslag over een bepaald gebied
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid is
A
Groot verschil in arm en rijk tussen mensen
B
Verschillen in afkomst
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven door elkaar
D
Verschillende bevolkingsgroepen leven gescheiden

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschil in welvaart tussen mensen.
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen gevolg van globalisering?
A
De wereldhandel groeit.
B
Het is aantrekkelijk om in lagelonenlanden te produceren.
C
Je bent snel op de hoogte van wereldnieuws.
D
Westerse ideeën worden over de wereld verspreid.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De semiperiferie wordt ook wel achterblijvers genoemd.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De sociale ongelijkheid in Brazilië is:
A
normaal
B
klein
C
groot
D
goed te hebben

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Landen in de periferie
A
Exporteren vooral grondstoffen en laagwaardige industrieproducten
B
Exporteren vooral laagwaardige industrieproducten en importeren grondstoffen
C
Exporteren vooral grondstoffen en zijn afhankelijk van centrumlanden qua leningen en investeringen
D
Exporteren hoogwaardige industrieproducten en importeren grondstoffen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Globalisering
A
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld ect.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek
D
Alle bedrijven die zich bezighouden met het verlenen van diensten.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Bric-landen behoren tot de semiperiferie.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een BRIC-land
A
Snel groeiende economie
B
Steeds groter worden primaire sector (= landbouwsector)
C
BRIC-landen zijn landen die nu het rijkst zijn.
D
Binnen een BRIC-land is er geen regionale ongelijkheid.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de periferie landen?
A
Rijk
B
Arm

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak opdracht 1, 2, 3, 4 abcdef, 5 en 8 
van paragraaf 8.3

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Link

Deze slide heeft geen instructies